ECLI:NL:RBZWB:2022:6768

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
02/122422-21, 02/019408-22, 02/196884-22 en 02/274233-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisvredebreuk en diefstallen met voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 15 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk en twee diefstallen. De rechtbank heeft de zaken onder de parketnummers 02/122422-21, 02/019408-22, 02/196884-22 en 02/274233-19 gevoegd. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M.E. van Fraaijenhove van der Maas. Tijdens de zitting op 1 november 2022 zijn de tenlasteleggingen besproken, waarbij de officier van justitie, mr. H.G. Klootwijk, de verdachte beschuldigde van huisvredebreuk en diefstal van Zwitsal-producten en koffie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 18 maart 2021 huisvredebreuk had gepleegd en op 23 januari 2022 en 4 augustus 2022 respectievelijk diefstal had gepleegd van Zwitsal-producten en koffie. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een voorwaardelijke ISD-maatregel op, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandeling voor verslavingsproblematiek. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de verdachte te helpen bij gedragsverandering en om de maatschappij te beschermen tegen zijn criminele gedrag. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/122422-21, 02/019408-22, 02/196884-22 en 02/274233-19 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 15 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg
raadsvrouw mr. S.M.E. van Fraaijenhove van der Maas, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

Ter zitting van 1 november 2022 zijn de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Vervolgens zijn de zaken ter zitting inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. H.G. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ook is de vordering tot tenuitvoerlegging met bovenvermeld parketnummer behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Inzake 02/122422-21
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte huisvredebreuk heeft gepleegd.
Inzake 02/019408-22
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte Zwitsal-producten heeft gestolen.
Inzake 02/196884-22
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte pakken koffie heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Inzake 02/122422-21
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde huisvredebreuk. De officier van justitie baseert zich hierbij op de aangifte van [naam aangeefster] (hierna: aangeefster) en de bevindingen van de politie.
Inzake 02/019408-22
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal. De officier van justitie baseert zich hierbij op de aangifte namens [naam supermarkt 1] en de bekennende verklaring van verdachte.
Inzake 02/196884-22
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal. De officier van justitie baseert zich hierbij op de aangifte namens [naam supermarkt 2] en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Inzake 02/122422-21
De verdediging stelt dat er naar de letter van de wet weliswaar voldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde huisvredebreuk te kunnen komen, maar wijst hierbij ook op de bevindingen van de politie, waaruit kan worden afgeleid dat er al eerder meldingen zijn geweest op het adres van aangeefster waarbij verdachte aanwezig was, dat zij een relatie hadden, dat zij regelmatig ruzie hadden, dat aangeefster verdachte zelf heeft binnengelaten en dat aangeefster ook alcohol had gedronken. De verdediging verzoekt de rechtbank om deze omstandigheden in verzachtende zin mee te wegen bij het antwoord op de vraag of sprake is van huisvredebreuk.
Inzake 02/019408-22
De verdediging stelt dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de ten laste gelegde diefstal, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Inzake 02/196884-22
De verdediging stelt dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de ten laste gelegde diefstal, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien er tegen deze uitspraak hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Inzake 02/122422-21
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich op 18 maart 2021 te Oudenbosch schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde huisvredebreuk, gelet op de aangifte en de bevindingen van de politie. Aangeefster heeft verdachte op die datum meerdere keren gezegd dat hij haar woning moest verlaten, ook in het bijzijn van de politie. Uit de bevindingen van de politie blijkt weliswaar dat de politie meerdere keren op het desbetreffende adres is geweest vanwege een ruzie in de relationele sfeer tussen aangeefster en verdachte, maar op grond van de bewijsmiddelen in het dossier staat ook vast dat de woning van aangeefster is, dat verdachte niet staat ingeschreven op dat adres en dat hij op dat adres slechts tijdelijk verbleef. Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
Inzake 02/019408-22
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 januari 2022 wasgel, bodylotion, olie, talkpoeder en shampoo bij de [naam supermarkt 1] te Roosendaal heeft gestolen.
Inzake 02/196884-22
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verachte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 4 augustus 2022 pakken koffie bij de [naam supermarkt 2] te Roosendaal heeft gestolen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Inzake 02/122422-21op 18 maart 2021, in de gemeente Halderberge (te Oudenbosch) ( [adres 1] ), in een aldaar gelegen woning ( [adres 1] ), bij [naam aangeefster] , wederrechtelijk aldaar vertoevende zich meermalen niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
Inzake 02/019408-22op 23 januari 2022 te Roosendaal wasgel en bodylotion en olie en talkpoeder en shampoo (merk Zwitsal), die aan [naam supermarkt 1] (gevestigd aan [adres 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Inzake 02/196884-22op 4 augustus 2022 te Roosendaal pakken koffie, die aan [naam supermarkt 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat aan verdachte ter zake van de bewezen geachte feiten de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd. Overeenkomstig het reclasseringsadvies van 27 oktober 2022 vordert de officier van justitie om deze ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stemt in met het opleggen van de voorwaardelijke ISD-maatregel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is al vele malen onherroepelijk veroordeeld voor diverse strafbare feiten. Ook nu heeft hij zich weer schuldig gemaakt aan twee diefstallen. Het zijn ergerlijke feiten die de samenleving als geheel, en degenen die slachtoffer worden van het gedrag van verdachte in het bijzonder, overlast en schade opleveren. Kennelijk heeft hij zijn eigen belang voor ogen gehad, waarbij hij geen rekening heeft gehouden met de overlast en schade die hij anderen daarmee bezorgt. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk.
Ter beoordeling ligt voor of oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte mogelijk en noodzakelijk is.
De ISD-maatregel is erop gericht om actieve veelplegers voor de duur van maximaal twee jaar hun vrijheid te benemen, waardoor voortzetting van het criminele gedragspatroon feitelijk onmogelijk wordt gemaakt en de vicieuze cirkel van opsluiting - invrijheidstelling - veroordeling wordt doorbroken. Gedurende de periode van de ISD-maatregel wordt de maatschappij beschermd tegen het criminele gedrag van de recidivist. Tevens biedt de ISD-maatregel mogelijkheden om middels een hulpverleningstraject aan gedragsverandering te werken om recidive in de toekomst te voorkomen.
De rechtbank stelt vast dat de twee door verdachte begane vermogensdelicten, misdrijven betreffen waarvoor op grond van artikel 67 Sv voorlopige hechtenis is toegelaten. Verder stelt de rechtbank op grond van het Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van verdachte van 28 september 2022 vast dat verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan de door hem begane feiten ten minste driemaal onherroepelijk is veroordeeld tot een straf wegens diverse delicten. Daarnaast zijn de onderhavige feiten begaan na de tenuitvoerlegging van de straffen voor de hiervoor bedoelde veroordelingen. Voorts is voldaan aan de vereisten
die voortvloeien uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 27 oktober 2022.
Hieruit leidt de rechtbank onder meer af dat bij verdachte sprake is van een delictpatroon. De reclassering ziet het middelengebruik van verdachte, zijn sociaal netwerk en zijn gebrek aan probleeminzicht met betrekking tot de feiten als risicoverhogende factoren. Er is sprake van instabiliteit op alle leefgebieden. Eerder ingezette interventies hebben beperkt geleid tot gedragsverandering en hebben niet voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten ging plegen. De reclassering vindt het opnieuw opleggen van een regulier reclasseringstoezicht daarom onwenselijk. In plaats daarvan acht de reclassering een meer dwingend kader zoals de ISD-maatregel aangewezen. Nu aan verdachte nog niet eerder een voorwaardelijke ISD-maatregel is opgelegd, vindt de reclassering dat de voorwaardelijke variant van de maatregel moet prevaleren boven de onvoorwaardelijke variant. Dit zou voor verdachte dan wel de laatste kans zijn om te laten zien dat hij bereid is om mee te werken aan voorwaarden en interventies. Met een minder dwingend kader zoals een regulier toezicht zijn de risico’s op recidive en onttrekking aan voorwaarden groter dan bij een meer dwingend kader zoals bij de voorwaardelijke ISD-maatregel. Bij zorgen of risico’s kan er binnen deze maatregel direct worden ingegrepen. Ook kan in zo’n situatie omzetting in een onvoorwaardelijke ISD-maatregel worden overwogen, hetgeen mogelijk een stok achter de deur is voor verdachte. Derhalve adviseert de reclassering om aan verdachte de voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling met ook de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, een verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, bij voorkeur stichting DOOR en het meewerken aan het vinden van dagbesteding, schuldhulpverlening en middelencontrole.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende een reeks van jaren diverse strafbare feiten heeft gepleegd, die in de afgelopen vijf jaar tot een groot aantal veroordelingen hebben geleid. Er dient daarom ernstig rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist. Het dwingende kader van de ISD-maatregel wordt ook als enige mogelijkheid gezien om verdachte de nodige behandeling en structuur te bieden en het jarenlange delictpatroon en hernieuwde recidive te doorbreken. De eerder ingezette interventies in het kader van een regulier reclasseringstoezicht hebben niet tot verbetering geleid. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het feit dat verdachte het advies van de reclassering onderschrijft en ook zelf het dwangkader van de ISD-maatregel als enige uitweg beschouwt.
Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank overeenkomstig de eis van de officier van justitie aan verdachte de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm opleggen teneinde verdachte een laatste kans te geven om mee te werken aan gedragsverandering. Verdachte heeft zich ter zitting ook bereid verklaard om zich te houden aan de bijzondere voorwaarden.
Vanwege de instabiele sociale leefomgeving van verdachte, acht de reclassering het van belang dat verdachte niet terugkeert naar zijn eigen leefomgeving om de slagingskans van de maatregel te vergroten. Ook verdachte vindt het om die reden van belang dat hij zich buiten de regio van herkomst gaat vestigen. De rechtbank onderschrijft dit belang.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij zal de rechtbank de voorwaardelijke ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaar opleggen met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname als verdachte terugvalt in middelengebruik, een verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, bij voorkeur stichting DOOR, en het meewerken aan het vinden van dagbesteding, schuldhulpverlening en middelencontrole.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
Inzake 02/196884-22
Het volgende in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer:
- 1 STK mes met goednummer G2489766.
Hoewel uit het dossier niet blijkt om wat voor mes het gaat, houdt de rechtbank het ervoor dat het mes van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Bovendien heeft verdachte ter zitting afstand gedaan van het mes.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie vordert dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 10 juni 2020 in de zaak onder parketnummer 02/274233-19, ten uitvoer zal worden gelegd. De officier van justitie heeft ter zitting gesteld dat ze van de reclassering heeft begrepen dat onbekend is wat de doorlooptijden zijn bij Stichting DOOR. In die zes maanden kan er een plek voor verdachte worden gerealiseerd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, zodat verdachte vanuit detentie kan worden geplaatst in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke omvang.
De rechtbank is van oordeel dat in de eerste plaats geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten. Hiermee heeft verdachte de algemene voorwaarden overtreden, zodat de vordering tot tenuitvoerlegging reeds om die reden toewijsbaar is.
Daarnaast neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging ook met zich brengt dat de overbruggingstermijn naar de opname in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke omvang kan worden ondervangen en verdachte tot die tijd in detentie nog verder kan stabiliseren. Ter zitting heeft verdachte ook verklaard hiervan de meerwaarde te zien.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 38m, 38n, 38p, 57, 310 en 138 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Inzake 02/122422-21
wederrechtelijk vertoevende in de woning, bij een ander in gebruik, zich niet op de
vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen;
Inzake 02/019408-22
diefstal;
Inzake 02/196884-22
diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
- bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de
proeftijd van twee jarenna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland, locatie afhankelijk van woonplaats, bij voorkeur Middelburg op het adres Vrijlandstraat 33 te (4337 EA) Middelburg, zal melden en zich daarna zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich onder behandeling zal stellen van Emergis verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gericht op middelengebruik c.q. beheersing daarvan, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, in geval van een terugval in middelengebruik tijdens het behandeltraject, zal,
na rechterlijke goedkeuring, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten stichting DOOR, of een soortgelijke instelling, bij voorkeur aansluitend aan detentie en gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
* dat verdachte zal meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden van dagbesteding, zowel betaalde als onbetaalde arbeid;
* dat verdachte zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dat inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte zal meewerken aan controle van het gebruik van cocaïne om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken voor de controle en waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden;
Beslag
Inzake 02/196884-22
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- 1 STK mes met goednummer G2489766;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van deze rechtbank van 10 juni 202 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/274233-19
ten uitvoer zal worden gelegd,
te weten
een gevangenisstraf van zes maanden;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Dekker, voorzitter, mr. R.J.H. Goossens en mr. R.J.H. van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 november 2022.