Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Bestreden besluit
Beroepsgronden
Wettelijk kader
Beoordeling
de brief die ik vandaag ontvangen heb” lijkt een andere brief dan het primaire besluit I bedoeld te zijn, nu in het dossier ook een brief van het UWV van 14 augustus 2020 zit betreffende terugbetaling uitkering, gericht aan eiser en eveneens toegezonden aan het adres van de bewindvoerder.
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond, voor zover dat is gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van eisers bezwaar tegen primair besluit I betreffende de herziening en terugvordering van zijn WW-uitkering;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij eisers bezwaar tegen primair besluit I niet-ontvankelijk is verklaard;
- draagt het UWV op binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser tegen primair besluit I met inachtneming van deze uitspraak;
- verklaart eiser niet-ontvankelijk in het beroep, voor zover het is gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van eisers bezwaar tegen primair besluit II;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,00 aan eiser te vergoeden.