ECLI:NL:RBZWB:2022:6681
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep tegen besluit loongerelateerde WGA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had in eerste instantie geen bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 19 oktober 2020, waarin zijn loongerelateerde WGA-uitkering per 9 januari 2021 werd omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Eiser stelde dat zijn (ex-)werkgever bezwaar had gemaakt, en dat hij daarom niet zelf bezwaar had ingediend.
De rechtbank overwoog dat volgens artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen, maar dat artikel 6:13 van de Awb bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit. De rechtbank concludeerde dat eiser redelijkerwijs verweten kon worden dat hij geen bezwaar had gemaakt, aangezien hij een zelfstandig belang had bij de uitkomst van de procedure.
Daarom verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.