ECLI:NL:RBZWB:2022:6679

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_829
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling

Op 8 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.L.A.M. van Os, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een Wajong-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze op basis van de conclusie dat eiser over arbeidsvermogen beschikt. Eiser, geboren in 2002, had op 1 mei 2021 een Beoordeling Arbeidsvermogen aangevraagd. Na onderzoek door het UWV, dat resulteerde in een primair besluit op 10 augustus 2021 en een bestreden besluit op 5 januari 2022, werd het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser stelde beroep in bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 6 oktober 2022 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord, waarin hij stelde dat hij niet in staat is om het vereiste aantal uren te werken en onvoldoende werknemersvaardigheden bezit. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld, die concludeerden dat eiser in staat is om 1 uur aaneengesloten en 4 uur per dag te werken, ondanks zijn beperkingen. De rechtbank oordeelde dat de rapportages zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat het UWV een juist beeld heeft gehad van de gezondheidstoestand van eiser.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht de Wajong-uitkering heeft geweigerd op basis van de vaststelling dat eiser arbeidsvermogen heeft. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/829 WAJONG

uitspraak van 8 november 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] te [plaats eiser], eiser,

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
weigering een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
Eiser, geboren op [datum] 2002, heeft op 1 mei 2021 een Beoordeling Arbeidsvermogen aangevraagd bij het UWV. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV met een besluit van 10 augustus 2021 (primair besluit) geweigerd om aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen, omdat eiser geacht wordt over arbeidsvermogen te beschikken. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij besluit van 5 januari 2022 (bestreden besluit) heeft het UWV vervolgens eisers bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft met een verweerschrift op het beroep gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2022 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en namens het UWV [gemachtigde verweerder].

Overwegingen van de rechtbank

2. Eiser heeft in beroep – samengevat – aangevoerd dat hij over geen of onvoldoende arbeidsvermogen beschikt, waardoor hij in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Hij is niet in staat het “vereiste” aantal uren te werken en bezit evenmin in voldoende mate werknemersvaardigheden.
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep ([kantoornaam arts]) van het UWV.
4.1.
Verzekeringsarts [naam arts] heeft eiser gezien op het spreekuur van 1 juli 2021, waarbij algemeen en psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft de ontvangen medische informatie en het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 2 juli 2021 het volgende. Eiser is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis, chronische gewrichtspijn en chronisch vermoeidheidssyndroom. Eiser volgt geen psycho-educatie ten aanzien van de autismespectrumstoornis. Eiser volgt fysiotherapie, waarbij hij dagelijks oefeningen doet en wandelt om de kracht en conditie te verbeteren. Er is sprake van genderdysforie, waarbij eiser de transitie van man naar vrouw is gestart. Vanwege de stoornis in de hogere cognitieve functies is er sprake van problemen in de communicatie. Eiser heeft met name problemen in het begrijpen van non-verbale communicatie. Eiser heeft wel een goed intelligentieniveau, waardoor hij zichzelf sociaal wenselijk gedrag heeft aangeleerd. Daarnaast heeft eiser behoefte aan structuur. Eiser kan deze structuur goed zelf aanbrengen, waardoor hij in staat is om taken zelfstandig uit te voeren. Door de stoornis in het energieniveau en inspanningstolerantie is eiser aangewezen op licht fysieke werkzaamheden, zodat hij zichzelf niet uitput en over zijn eigen grenzen heen gaat. Er zijn geen significante beperkingen in het geheugen of de aandacht geobjectiveerd, waardoor eiser over voldoende capaciteiten beschikt om 1 uur aaneengesloten te kunnen werken. Indien er rekening wordt gehouden met bovenstaande beperkingen, is eiser in staat om 4 uur per dag taken uit te voeren. Ondanks energetische beperkingen die eiser ervaart en de verhoogde recuperatiebehoefte na inspanning, komt ook duidelijk naar voren dat eiser gedurende de dag 4 uur aan inspanning levert, verdeeld over de dag. Hiermee voldoet hij aan het 4 uur criterium gesteld vanuit de Wajong. De verwachting is dat de energetische en mentale belastbaarheid in de toekomst nog verder gaat toenemen. De beperkingen zijn niet duurzaam.
4.2.
Verzekeringsarts [kantoornaam arts] heeft eiser via beeldbellen gesproken op het spreekuur van 1 december 2021, waarbij observaties zijn verricht, en heeft de aanvullende medische informatie en het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts [kantoornaam arts] rapporteert op
10 december 2021 het volgende. Eiser is van mening dat hij tevens beperkt is ten aanzien van geheugen en concentratie. Dit kan echter tijdens het gesprek niet worden geobjectiveerd en uit de aangeleverde informatie blijkt evenmin dat sprake is van een cognitieve functiestoornis. De verzekeringsarts [kantoornaam arts] heeft geen argumenten om andere beperkingen aan te nemen dan de primaire verzekeringsarts heeft beschreven. De verzekeringsarts [kantoornaam arts] deelt de visie van de primaire verzekeringsarts dat eiser in staat is om 1 uur aaneengesloten en 4 uur per dag te werken. In de dossiergegevens komt niet terug dat de diagnose CVS is gesteld door een internist. Daarnaast is het voorstelbaar dat de autistische stoornis en het gendertraject eveneens aandacht en energie kosten en dat dit ook mede verklarend kan zijn voor de vermoeidheidsklachten. Eiser zoekt geen psychologische ondersteuning, terwijl er wel aanwijzingen zijn voor een vermijdende copingstijl, wat de klachten ook in stand kan houden en stagnatie kan veroorzaken. Wat opvalt is dat eiser niet verwacht ooit tot enige vorm van participatie te kunnen komen, zonder dat de verzekeringsarts [kantoornaam arts] daarbij lijdensdruk ziet. Eiser is nog jong, gaat nog een transitietraject in en zal nog een ontwikkeling door kunnen maken. Het is te vroeg om geen enkele wijziging ten positieve te verwachten. Dit sluit aan bij de argumenten van de primaire verzekeringsarts ten aanzien van de duurzaamheid.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat de medisch rapportages van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand zijn gekomen, de daaruit getrokken conclusies kunnen dragen en dat niet is gebleken dat het UWV bij het nemen van het bestreden besluit een onjuist beeld heeft gehad van de gezondheidstoestand van eiser. Er is afdoende gemotiveerd dat eiser tenminste 1 uur aaneengesloten kan werken, tenminste 4 uur per dag belastbaar is en dat de beperkingen niet duurzaam zijn. Eiser heeft in beroep geen medische gegevens overgelegd. Er bestaat geen aanleiding te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen.
5. Arbeidsdeskundige [kantoornaam arts] van het UWV heeft geoordeeld dat eiser beschikt over arbeidsvermogen in de zin van de Wajong, waardoor hij niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. De arbeidsdeskundige [kantoornaam arts] kan zich vinden in de analyse dat eiser is aangewezen op fysiek licht werk. Een taak als scannen (nummer 1502) wordt passend geacht. Het is een zittende taak, met weinig tillen. Er worden geen eisen aan communicatie en daarmee begrijpen van non-verbale boodschappen gesteld. Een andere passende taak is de taak invoeren van gegevens (nummer 1601). Dat eiser over basale werknemersvaardigheden beschikt, blijkt ook uit het gegeven dat hij in het bedrijf van zijn moeder werkt. Hij is in staat om opdrachten te begrijpen, te onthouden en uit te voeren. Dat bleek ook uit het werk als hulpkracht bij [naam bedrijf]. Dat dit werk is gestaakt, had te maken met fysieke aspecten.
5.1
Ook het arbeidskundig onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank voldoende zorgvuldig uitgevoerd. De rechtbank ziet in hetgeen namens eiser is aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de arbeidsdeskundige [kantoornaam arts].
6. Uit het voorgaande volgt dat het UWV eiser terecht een Wajong-uitkering heeft geweigerd op de grond dat hij arbeidsvermogen had.

Conclusie

7. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 8 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
Artikel 1a:1 van de Wajong bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende:
1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
2. De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
4. Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld.
De nadere regels als bedoeld in artikel 1a:1, achtste lid, van de Wajong zijn neergelegd in het Schattingsbesluit.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong 2015, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de kleinste eenheid is van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen.