ECLI:NL:RBZWB:2022:6669

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
02-189680-22, 09-251063-20 (TUL), 02-247129-20 (TUL), 02-116979-21 (TUL) en 15-327097-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met geweld en oplegging van ISD-maatregel

Op 10 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 juli 2022 in Hulst verschillende goederen heeft gestolen uit een supermarkt, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen een medewerker en twee klanten. De verdachte, geboren in 1995 en momenteel gedetineerd in de P.I. Zaanstad, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.B.J. Hiemstra. Tijdens de zitting op 27 oktober 2022 heeft de officier van justitie, mr. J. Castelein, de beschuldigingen toegelicht, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte niet de intentie had om de goederen wederrechtelijk toe te eigenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij hij sushi en blikjes bier had weggenomen. De rechtbank achtte de bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en verklaringen van getuigen, overtuigend. De verdachte had een deel van de goederen afgerekend, maar had ook goederen in zijn tas gestopt zonder deze te betalen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geweld had gebruikt om aan zijn aanhouding te ontkomen.

De rechtbank legde de verdachte een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, gezien zijn recidive en de ernst van het feit. De rechtbank overwoog dat eerdere straffen en behandeltrajecten niet hadden geleid tot gedragsverandering en dat er een hoog recidiverisico bestond. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen, omdat de ISD-maatregel als enige passende maatregel werd gezien. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02-189680-22, 09-251063-20 (TUL), 02-247129-20 (TUL),
02-116979-21 (TUL) en 15-327097-20 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 10 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te Heemskerk op [geboortedag] 1995,
wonende te [woonadres] ,
nu gedetineerd in de P.I. Zaanstad,
raadsman mr. S.B.J. Hiemstra, advocaat te Haarlem.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 oktober 2022, waarbij de officier van justitie, mr. J. Castelein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 26 juli 2022 verschillende goederen heeft gestolen bij de [naam supermarkt] te Hulst, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen een medewerker en twee klanten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de diefstal met geweld wettig en overtuigend gelet op de aangifte, de bijgevoegde kassabonnen, de camerabeelden en de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd. Op basis van die bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte sushi heeft weggenomen. Van de overige ten laste gelegde goederen moet hij gedeeltelijk worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het feit, omdat het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening bij verdachte ontbrak. Door de persoonlijke problematiek die bij hem speelt is verdachte het overzicht kwijtgeraakt. Hij was in de veronderstelling dat hij niets verkeerd had gedaan en wilde de goederen alsnog afrekenen. Toen dit niet mocht, wilde hij zich onttrekken aan de situatie. Om die reden kan eveneens niet worden bewezen dat verdachte het geweld heeft gebruikt met het oogmerk om de vlucht mogelijk te maken. De verdediging is het verder met de officier van justitie eens dat verdachte een deel van de ten laste gelegde goederen heeft afgerekend.

5.Het oordeel van de rechtbank

5.1.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
5.1.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de in de bijlage opengenomen bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tijdens het winkelen meerdere goederen in een tas heeft gestopt. Een deel van de goederen heeft verdachte bij de zelfscankassa afgerekend. Uit de bij de aangifte bijgevoegde kassabonnen is gebleken dat verdachte sushi en blikjes [biermerk] niet heeft afgerekend. Door de goederen in zijn tas te stoppen heeft hij de goederen aan het zicht van de winkel onttrokken en zichzelf beschikkingsmacht over de goederen gegeven. Doordat de verdachte zich als heer en meester over voornoemde goederen heeft gedragen, is ook het oogmerk van de wederrechtelijke toe-eigening bewezen. Verdachte was bovendien op weg naar de uitgang en stond al voor de poortjes op het moment dat hij gecontroleerd werd. Daarnaast is op de camerabeelden te zien dat verdachte tijdens de controle probeert weg te lopen. Uit al deze omstandigheden blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte de intentie had om alsnog af te rekenen. Aldus heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal van sushi en enkele blikjes [biermerk] . De overige goederen had verdachte afgerekend, zodat hij daarvoor gedeeltelijk zal worden vrijgesproken.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat verdachte nadat aan hem is medegedeeld dat de politie zou worden gebeld, geweld heeft toegepast, om op die manier te ontkomen aan de aanhouding en de vlucht mogelijk te maken. De verklaringen van de medewerkers worden ondersteund door de camerabeelden, waarop te zien is dat verdachte zowel duwende als trappende bewegingen naar één van de medewerkers en/of twee klanten heeft gemaakt. Op de camerabeelden is niet te zien dat verdachte voornoemde personen heeft geslagen. Hiervan zal verdachte gedeeltelijk worden vrijgesproken. Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op het vorenstaande worden bewezen dat verdachte geweld heeft toegepast om de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. Deze gang van zaken kan naar het oordeel van de rechtbank als diefstal met geweld worden gekwalificeerd.
5.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 26 juli 2022 te Hulst,
sushi en [biermerk] , die geheel aan [naam supermarkt] Supermarkt (aan [adres supermarkt] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] en een tweetal klanten van die supermarkt, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (in een worsteling) trappende
en/ofduwende bewegingen te maken richting voormelde personen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal met geweld. Hij heeft door het plegen van dit feit er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft daarmee voor schade en overlast gezorgd. Op de camerabeelden is te zien dat op het moment dat verdachte op de grond door klanten in bedwang werd gehouden het winkelend publiek langs liep. Daar waren ook kinderen bij aanwezig. Dit moet op hen veel indruk gemaakt hebben. Verdachte heeft hierbij niet stilgestaan en enkel oog gehad voor zijn eigen belang. Daarnaast heeft verdachte door geweld te gebruiken een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze personen. De rechtbank rekent verdachte dit feit aan.
De rechtbank overweegt dat uit het strafblad van verdachte van 27 september 2022 blijkt dat hij veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen, ook voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het rapport van Reclassering Fivoor van
6 oktober 2022. Hieruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van problemen op verschillende leefgebieden. Er is sprake van verslavingsproblematiek, gedragsproblematiek en een
slechte maatschappelijke inbedding. Daarnaast komt verdachte veelvuldig in aanraking met justitie. Sinds 2017 heeft de reclassering geprobeerd de kans op recidive in te perken door verdachte te begeleiden en behandeling in te zetten voor zijn problematiek. Er zijn zowel ambulante als klinische trajecten ingezet, maar deze hebben niet geleid tot langdurige gedragsverandering. Verdachte hield zich niet aan voorwaarden en trok zijn eigen plan. De mogelijkheden binnen het voorwaardelijk kader zijn daarom uitgeput. Dat is zorgelijk, gelet op de meervoudige problematiek bij verdachte waarvan tot op heden sprake is. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Daarnaast is er sprake van een hoge kans op onttrekking aan voorwaarden. Geadviseerd wordt om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte op te leggen. Dit langdurige en strakke kader is nodig om verdachte de begeleiding en behandeling te bieden die noodzakelijk is, om het hoge risico op recidive te verlagen en om te werken aan gedragsverandering.
Ter zitting heeft de deskundige toegelicht dat de reclassering bij het uitgebrachte advies blijft. Gezien wordt dat verdachte zich bij de start van het traject telkens gemotiveerd toont, maar uiteindelijk zijn eigen plan trekt en uit beeld raakt. Er worden geen mogelijkheden meer gezien om in het kader van een voorwaardelijke straf met verdachte aan de slag te gaan. De ISD-maatregel is de enige mogelijkheid om het recidiverisico in te perken.
Aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt de wet een aantal eisen. De rechtbank stelt vast dat aan die eisen wordt voldaan. Immers voor het door verdachte begane misdrijf is voorlopige hechtenis toegestaan, terwijl hij in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld. Het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel. Tot slot wordt ook aan de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders) voldaan.
Bij de beantwoording van de vraag of het opleggen van de ISD-maatregel in dit geval passend is omdat er geen alternatieven meer voorhanden zijn, overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van het advies van de reclassering en de toelichting namens de reclassering op zitting stelt de rechtbank vast dat de aan verdachte opgelegde straffen en behandeltrajecten er eerder niet toe hebben geleid dat verdachte zijn gedrag heeft veranderd. Door de reclassering worden geen mogelijkheden meer gezien om gedragsverandering bij verdachte op een andere manier te bereiken. De kans dat verdachte terugvalt in hetzelfde delictgedrag zonder een strak kader en de voor hem noodzakelijke behandeling, is groot. Dit maakt dat er geen passend alternatief voor de ISD-maatregel voorhanden is. De rechtbank ziet gelet hierop geen andere mogelijkheid dan het opleggen van de ISD-maatregel. De rechtbank zal de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaar. De rechtbank acht deze maximale termijn noodzakelijk, ter optimale bescherming van de maatschappij en gelet op de problematiek van verdachte op meerdere leefgebieden.

8.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

Vordering met parketnummer 09-251063-20
De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd in de zaak met parketnummer 09-251063-20 niet langer aan de orde is omdat de straf al eerder is tenuitvoergelegd.
De rechtbank stelt vast dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke reeds is bevolen. De officier van justitie zal dan ook in deze vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk worden verklaard.
Vorderingen met parketnummers 02-247129-20, 02-116979-21 en 15-327097-20
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen die aan verdachte zijn opgelegd in de zaken met voornoemde parketnummers af te wijzen nu hij oplegging van de ISD-maatregel heeft gevorderd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarden heeft overtreden. Gelet hierop kunnen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet overgaan, omdat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraffen door het opleggen van de ISD-maatregel niet opportuun is. De rechtbank zal de vorderingen met parketnummers 02-247129-20, 02-116979-21 en 15-327097-20 daarom afwijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 09-251063-20;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 8 januari 2021 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-247129-20 wordt afgewezen;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 4 mei 2021 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-116979-21 wordt afgewezen;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 29 maart 2021 van de rechtbank Noord-Holland is opgelegd in de zaak onder 15-327097-20 wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 november 2022.
Mr. Wijffels en mr. Mullers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.