ECLI:NL:RBZWB:2022:6589

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
21-015704 en 21-015705
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding na onterecht ondergane inverzekeringstelling en kosten rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding van een verzoeker die onterecht in verzekering was gesteld. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.G. Grijpstra, had een schadevergoeding aangevraagd voor de dagen dat hij in verzekering was gesteld, alsook voor gemaakte kosten om naar huis te komen en kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 31 mei 2021 in verzekering was gesteld en later die dag weer in vrijheid was gesteld. Bij vonnis van 21 september 2021 is hij vrijgesproken van de strafrechtelijke verdenking. De officier van justitie heeft afstand gedaan van het recht om in hoger beroep te gaan.

De rechtbank heeft de verzoeker een schadevergoeding toegekend van € 130,00 voor de onterecht ondergane inverzekeringstelling, € 400,00 voor vermogensschade in verband met reiskosten, en € 3.400,00 voor kosten van rechtsbijstand, die als bovenmatig werden beschouwd. Daarnaast zijn er € 77,20 aan reiskosten en € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift toegewezen. De totale schadevergoeding bedraagt € 4.687,20, waarvan een bedrag zal worden overgemaakt op de rekening van de advocaat van de verzoeker.

De rechtbank overweegt dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering, aangezien hij niet is veroordeeld en zijn zaak is geseponeerd. De rechtbank heeft de redelijkheid van de gevraagde bedragen beoordeeld en heeft de kosten van rechtsbijstand gematigd, gezien de eenvoud van de zaak. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/141138-21
rk-nummer: 21-015704 en 21-015705
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 11 oktober 2021, in de zaak:
[verzoeker]geboren op [geboortedag] 1995,
wonende te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. P.G. Grijpstra, Emmasingel 33, 5611 AZ Eindhoven

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 130,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
  • € 400,00, voor vergoeding van vermogensschade;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 7.541,01, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 77,20, voor vergoeding van reiskosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 21 september 2021 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 21 maart 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. P.G. Grijpstra als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij op 31 mei 2021 in verzekering is gesteld en later die dag in vrijheid is gesteld. Bij vonnis van 21 september 2021 is verzoeker vrijgesproken van de tegen hem gerezen strafrechtelijke verdenking. De officier van justitie heeft afstand gedaan van zijn recht om in hoger beroep te gaan. Verzoeker vraagt voor de onterecht ondergane dag dat hij in verzekering een vergoeding ter hoogte van € 130,00. Daarnaast heeft verzoeker kosten moeten maken om thuis te geraken. Op het moment van in vrijheid stelling kon verzoeker geen gebruik maken het openbaar vervoer en had hij geen andere mogelijkheden dan om een taxi in te huren en middels een vaste prijsafspraak van € 400,00 thuis te komen. Verzoeker vraagt de rechtbank deze kosten te vergoeden. Vervolgens heeft verzoeker reiskosten moeten maken in verband met zijn aanwezigheid op de terechtzitting van de politierechter ter hoogte van (in totaal) € 77,20. Voorts heeft verzoeker kosten van rechtsbijstand moeten maken gelet op de tegen hem heersende strafrechtelijke verdenking ter hoogte van € 7.541,01. Ten slotte vraagt verzoeker de forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift in raadkamer ad € 680,00.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag ter hoogte van € 130,00 voor de door verzoeker onterecht ondergane in verzekering stelling. De kosten met betrekking tot de taxi die verzoeker in heeft moeten schakelen om naar huis te kunnen komen kunnen tevens toegewezen worden. Zo ook de kosten van en naar de rechtbank om aanwezig te kunnen zijn bij de terechtzitting bij de politierechter. De officier van justitie is, vervolgens, de mening toegedaan dat de kosten van rechtsbijstand onredelijk hoog zijn. Uit de door de advocaat overgelegde urenspecificatie blijkt dat er veel uren zijn besteed aan het opstellen van een pleitnota en een processtuk voor een (relatief) eenvoudige politierechterzaak. Dit bedrag dient sterk gematigd te worden. De forfaitaire vergoeding aangaande het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift kan toegewezen worden.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
één dag in verzekeringdoorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 130,00.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de kosten van vermogensschade die verzoeker heeft moeten dragen om de terugreis naar zijn woonplaats te kunnen bekostigen voor toewijzing vatbaar zijn. De rechtbank zal op gronden van billijkheid het bedrag aan reiskosten ter hoogte van
€ 400,00in zijn geheel vergoeden.
Voor wat betreft de verzochte kosten aan rechtsbijstand overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank merkt allereerst het volgende op. De declaratie aangaande verrichte juridische bijstand is een uitgangspunt dat door de rechtbank wordt betrokken in haar oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid zijn om aan een verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de kosten van rechtsbijstand en, zo ja, tot welk bedrag. De rechtbank slaat daarbij onder meer acht op de omvang en de complexiteit van een onderliggende strafzaak en de specificaties aangaande de gefactureerde uren in de nota(’s). In het geval de rechtbank de gevraagde vergoeding, gelet op alle omstandigheden bovenmatig acht, kan dat een grond zijn om de gevraagde vergoeding te matigen dan wel af te wijzen.
Uit het raadkamerdossier blijkt dat verzoeker werd verdacht van een poging tot zware mishandeling/ bedreiging. Verzoeker is vrijgesproken. Het eindproces-verbaal is 32 pagina’s groot. Verzoeker heeft vanaf het eerste moment open en eerlijk verklaard over hetgeen er heeft plaatsgevonden. Niet gezegd kan worden dat er sprake is van een juridisch lastig inhoudelijke zaak.
Aan de hand van de aan verzoeker in rekening gebrachte bedragen wordt de redelijkheid aan het aantal bestede uren en de betreffende werkzaamheden in ogenschouw genomen. Vooropgesteld merkt de rechtbank het volgende op. De declaratie aangaande verrichte juridische bijstand is een uitgangspunt dat door de rechtbank wordt betrokken in haar oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid zijn om aan een verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de kosten van rechtsbijstand en, zo ja, tot welk bedrag. De rechtbank slaat daarbij onder meer acht op de omvang en de complexiteit van een onderliggende strafzaak en de specificaties aangaande de gefactureerde uren in de nota(’s). In het geval de rechtbank de gevraagde vergoeding, gelet op alle omstandigheden bovenmatig acht, kan dat een grond zijn om de gevraagde vergoeding te matigen dan wel af te wijzen. Daarbij merkt de rechtbank op dat de raadsman van verzoeker een zeer groot aantal uren heeft besteed aan contacten met verzoeker. Voorts is er sprake van een zeer uitgebreide pleitnota die veelal uit algemeenheden en niet zaaks relevante juridisch inhoudelijke standpunten is opgebouwd. De woorden van de raadsman in raadkamer strekten tot de onderbouwing dat er tevens een zeer forse en inhoudelijke vordering van de benadeelde partij, zijnde het slachtoffer diende te worden behandeld. Wat daar verder ook van zij, de rechtbank acht dat van een gespecialiseerd strafrechtadvocaat verwacht mag worden dergelijke (standaard) strafrechtelijke zaken met enige voortvarendheid te behandelen. Daarnaast lijkt het er sterk op dat de advocaat veel tijd heeft besteed aan een zaak van (zeer) geringe omvang en juridisch niet complex. Het (totaal) verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand is dan ook zeer bovenmatig te noemen. De rechtbank zal op gronden van billijkheid een bedrag aan kosten van rechtsbijstand toekennen ter grootte van
€ 3.400,00.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting, voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 77,20toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 530,00, bestaande uit:
- € 130,00, voor de onterecht ondergane inverzekeringstelling; en
- € 400,00, voor vermogensschade, zijnde reiskosten,
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 4.157,20, bestaande uit:
- € 3.400,00 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 77,20 aan reiskosten; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 4.687,20zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Schouten Legal Advocaten, onder vermelding van “ [verzoeker] ”
Deze beslissing is op 4 april 2022 gegeven door mr. R.P. Broeders, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikelen 530 en 533 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).