ECLI:NL:RBZWB:2022:6587

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
21-015192
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door verzoeker op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was ingekomen op 5 oktober 2021 en betrof een schadevergoeding ten laste van de Staat. Verzoeker had kosten gemaakt voor rechtsbijstand en reiskosten in verband met een strafzaak die op 26 juli 2021 was geseponeerd. De totale kosten die verzoeker vorderde, bedroegen € 7.848,88 voor rechtsbijstand en € 26,26 voor reiskosten, naast een forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.

Tijdens de behandeling in de raadkamer op 11 maart 2022 zijn zowel de officier van justitie, mr. J. Castelein, als de gemachtigd advocaat van verzoeker, mr. J.C.H. Pronk, gehoord. Verzoeker was niet verschenen. De officier van justitie betwistte de hoogte van de gevorderde kosten en stelde dat de reiskosten in verband met het verhoor op het politiebureau niet onder artikel 530 Sv vallen. Hij vond de gevorderde vergoeding voor rechtskundige bijstand onredelijk hoog en stelde een bedrag van € 3.924,44 voor.

De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf en dat zij bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelde dat de reiskosten voor het bijwonen van de zitting voldoende onderbouwd waren, maar wees de reiskosten voor het reizen naar het politiebureau af. Uiteindelijk werd aan verzoeker een schadevergoeding toegekend van € 4.979,44, bestaande uit € 4.286,64 voor rechtsbijstand, € 12,80 voor reiskosten en € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De rechtbank wees het verzoek voor het overige af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/195484-20
rk-nummer: 21-015192
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 5 oktober 2021, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.C.H. Pronk, Regentesselaan 4, 7316 AC Apeldoorn
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 7.848,88, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 26,26, voor vergoeding van reiskosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 26 juli 2021;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 11 maart 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. J. Castelein en mr. J.C.H. Pronk als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak op 26 juli 2021 is geseponeerd. Verzoeker heeft kosten rechtsbijstand moeten maken ter hoogte van € 7.848,88. Daarbij heeft verzoeker reiskosten moeten maken ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak ter hoogte van € 26,26. Voorts vraagt verzoeker de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de reiskosten in verband met het verhoor op het politiebureau niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv valt. Daarbij dient de vergoeding voor de rechtskundige bijstand te worden afgewezen. Het verzochte bedrag is onredelijk hoog voor een dossier van 48 pagina’s. De verrichte werkzaamheden zijn onverklaarbaar en staan niet in verhouding met de aard van de zaak.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat hij begrijpt dat een strafzaak de nodige tijd met zich meebrengt, maar dat het dossier voor een groot deel uit foto’s bestaat. De officier van justitie acht de uren die zijn besteed aan de strafzaak bovenmatig. De officier van justitie acht een vergoeding van € 3.924,44 ten aanzien van de rechtskundige bijstand toewijsbaar.
In raadkamer heeft de advocaat gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Gelet op de aard en de omvang van de zaak en het aantal uren dat doorgaans met soortgelijke strafzaken is gemoeid, acht de rechtbank het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 7.848,88bovenmatig. Gelet op vorenstaande en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, zal de rechtbank op gronden van billijkheid een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand toekennen tot een bedrag van
€ 4.286,64toewijzen.
Verzoeker heeft een bedrag ter hoogte van
€ 26,26verzocht voor reiskosten. De reiskosten van
€ 13,46die verzoeker heeft gemaakt ten behoeve van het reizen van en naar het politiebureau zal de rechtbank afwijzen. Deze kosten vallen buiten de reikwijdte van artikel 530 Sv. De reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting, zijn voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 12,80toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 4.979,44, bestaande uit:
- € 4.286,64 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 12,80 aan reiskosten;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 4.979,44zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden B&C Advocaten, onder vermelding van “D100567/JCHP”.
Deze beslissing is op 25 maart 2022 gegeven door mr. R.P. Broeders, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).