Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 7.848,88, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 26,26, voor vergoeding van reiskosten;
- te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- de kennisgeving sepot van 26 juli 2021;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De beoordeling
€ 7.848,88bovenmatig. Gelet op vorenstaande en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, zal de rechtbank op gronden van billijkheid een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand toekennen tot een bedrag van
€ 4.286,64toewijzen.
€ 26,26verzocht voor reiskosten. De reiskosten van
€ 13,46die verzoeker heeft gemaakt ten behoeve van het reizen van en naar het politiebureau zal de rechtbank afwijzen. Deze kosten vallen buiten de reikwijdte van artikel 530 Sv. De reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting, zijn voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 12,80toe.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 4.979,44zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden B&C Advocaten, onder vermelding van “D100567/JCHP”.