ECLI:NL:RBZWB:2022:6585

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
21-009693 en 21-009694
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding ex artikelen 530 en 533 Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2022 uitspraak gedaan op verzoekschriften tot schadevergoeding van een verzoeker die 32 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I.A. van Straalen, heeft een schadevergoeding van € 3.434,00 gevraagd voor de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, alsook een vergoeding van advocaatkosten ter hoogte van € 200.037,72. De officier van justitie, mr. dr. I.M. Koopmans, heeft zich niet verzet tegen de vergoeding voor de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, maar wel tegen de volledige vergoeding van de advocaatkosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker 31 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en heeft een schadevergoeding van € 4.030,00 toegewezen voor deze periode. Daarnaast is een forfaitaire vergoeding van € 680,00 toegekend voor de kosten van de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer. De rechtbank heeft de overige verzoeken afgewezen, waaronder de vergoeding van advocaatkosten, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd en niet direct verband hielden met de onderhavige zaak. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, G.T.A. Schuurmans-Knoop, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-811181-12
rk-nummers: 21-009693 en 21-009694
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 30 juni 2021, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1947, te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. I.A. van Straalen, Statenlaan 26, 2582 GM ’s-Gravenhage.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • de beslissing op het verzoekschrift ex artikel 29f Sv d.d. 2 april 2021, waarbij de strafzaak als geëindigd is verklaard;
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
- € 3.434,00, € 3.434,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 200.037,72, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie op de verzoekschriften;
  • de aanvulling op de verzoekschriften van 18 maart 2022.
Op 21 maart 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. dr. I.M. Koopmans en verzoeker en zijn raadsman, mr. I.A. van Straalen, gehoord.
Verzoeker grondt zijn verzoek op artikel 530 en 533 Sv. Hij voert aan dat hij 32 dagen in detentie in beperkingen heeft doorgebracht. Op 30 oktober 2012 is verzoeker aangehouden en vervolgens in voorlopige hechtenis genomen waarvan de tenuitvoerlegging op 29 november 2012 is geschorst. Hij verzoekt een vergoeding voor deze ondergane detentie van in totaal € 3.435,00. Daarnaast heeft hij advocaatkosten gemaakt en verzoekt hij om vergoeding van deze kosten voor een bedrag van € 200.037,72, alsmede de forfaitaire vergoeding voor het indienen van de verzoekschriften en de behandeling van de verzoekschriften in raadkamer.
De officier van justitie verzet zich niet tegen vergoeding voor de inverzekeringstelling en de ondergane voorlopige hechtenis. Er is geen bevel tot opheffing van de beperkingen zodat de stelling van verzoeker op dit punt dient te worden gevolgd. De officier van justitie verzet zich wel tegen de vergoeding van alle gemaakte advocaatkosten. Toewijzing van enig bedrag aan advocaatkosten, in te schatten door de rechtbank, acht zij wel redelijk. Er is echter geen grond voor toewijzing van het hele bedrag omdat drie verschillende advocatenkantoren zich met deze zaak hebben beziggehouden en onvoldoende is onderbouwd waar de gemaakte uren op zien. De gemaakte kosten lijken daarnaast bovenmatig te zijn. De declaratie van advocaat Corten ziet naar de mening van de officier van justitie op het faillissement en niet op de strafzaak en komt om die reden niet voor toewijzing in aanmerking.
Door verzoeker is in raadkamer ten aanzien van het voorarrest aangevoerd dat hij de gehele periode daarvan in beperkingen heeft doorgebracht waardoor het hogere tarief dient te worden toegewezen voor alle verzochte dagen. Ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand is aangevoerd dat alle kosten die door [naam 1] zijn gedeclareerd toewijsbaar zijn. Dat de declaraties aan [Bedrijf] in rekening zijn gebracht en een deel daarvan ook de naam van zijn zoon [naam ] vermeldt, betekent niet dat verzoeker deze kosten niet heeft gedragen omdat de [Bedrijf] aan hem toebehoort. Op enig moment, op 4 april 2014, is een toevoeging toegekend aan [naam 1] . Daarna heeft verzoeker ervoor gekozen een andere advocaat te kiezen die hij wel voor zijn diensten betaalde. De werkzaamheden van Corten zien op de strafzaken tegen de werkneemsters van verzoeker. Verzoeker voelde zich verantwoordelijk voor de werkneemsters en heeft die kosten betaald. Primair is verzocht om alle kosten voor rechtsbijstand te vergoeden, subsidiair om een bedrag van € 182.786,22 toe te wijzen (zonder de door advocaat Corten gemaakte kosten voor rechtsbijstand), meer subsidiair om een bedrag van € 167.733,00 toe te kennen (waarbij de kosten van advocaat Hertoghs van na de toevoeging vervallen). Ten slotte is verzocht om toewijzing van een forfaitaire vergoeding van € 5.000,00 in plaats van de gebruikelijke forfaitaire vergoeding. Ter onderbouwing van de gemaakte kosten in onderhavige procedure is een urenspecificatie overgelegd.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Detentie:
Verzoeker heeft gesteld 32 dagen in voorlopige hechtenis te hebben doorgebracht, waarvan 3 op het politiebureau en 29 dagen in het Huis van Bewaring met beperkingen. Er is geen bevel opheffing beperkingen in het dossier opgenomen en de officier van justitie heeft het aantal dagen dat verzoeker in beperkingen zou hebben verbleven niet weersproken. Gelet hierop staan de stellingen van verzoeker op dit punt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate vast en zal zij bij de bepaling van de hoogte van de toe te kennen vergoeding uitgaan van de LOVS-uitgangspunten, die uitgaan van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau en in het Huis van Bewaring met beperkingen. De periode van 30 oktober 2012 tot en met 29 november 2012 betreft echter geen 32, maar 31 dagen.
De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 4.030,00 (31 dagen x € 130,00).
Kosten voor rechtsbijstand:
Namens verzoeker is verzocht om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand van drie advocatenkantoren voor een totaalbedrag van € 200.037,72. De rechtbank zal hieronder deze advocaatkosten nader bespreken.

Advocaatkosten van Corten Advocaten
In raadkamer is namens verzoeker betoogd dat deze kosten zijn gemaakt voor de werkneemsters die voor verzoeker hebben gewerkt en die strafrechtelijk dan wel bestuursrechtelijk in procedures terechtkwamen. Verzoeker voelde zich geroepen om de werkneemsters bij te staan. Het wetsartikel 530 Sv schrijft voor dat vergoeding slechts dan kan worden uitgekeerd indien het gaat om kosten voor rechtsbijstand die gemaakt zijn in onderhavige zaak. Nu deze kosten zien op zaken die betrekking hadden op werkneemsters en niet op onderhavige zaak, komen de gemaakte kosten voor rechtsbijstand voor het bedrag van € 17.251,50 niet voor vergoeding in aanmerking.

Advocaatkosten van Advocatenkantoor [naam 1] en Hertoghs Advocaten:
De rechtbank stelt vast dat de gestelde kosten voor rechtsbijstand zijn onderbouwd aan de hand van declaraties die zijn gericht aan [Bedrijf] en niet aan verzoeker. Verzoeker heeft in raadkamer weliswaar verklaard dat [Bedrijf] van hem is, maar door of namens hem is de rechtbank niet voorzien van informatie waaruit blijkt dat verzoeker de aan [Bedrijf] in rekening gebrachte advocaatkosten zelf heeft voldaan, dan wel de door [Bedrijf] in dit kader gedane betalingen later heeft vergoed. Gelet hierop wordt dit onderdeel van het verzoek afgewezen.
Forfaitaire vergoeding:
In hetgeen in raadkamer namens verzoeker is aangevoerd, ziet de rechtbank geen bijzondere omstandigheden die het afwijken van de forfaitaire vergoeding rechtvaardigen. Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt dan ook het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 4.030,00bestaande uit:
- € 4.030,00 voor schade als gevolg van ondergane voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 680,00bestaande uit:
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 4.710,00zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Noorduyn, Vermeij Van Straalen advocaten, onder vermelding van “dossiernummer D2019114.”
Deze beslissing is op 11 april 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, en mrs. E.B. Prenger en J.C. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2022.
Mr. Gillesse is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).