Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. I.T.H.L. van de Bergh, Wilhelminasingel 97, 6202 NB Maastricht
1.De procedure
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 25.342,24, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 1.608,60, voor vergoeding van reiskosten;
- € 696,40, voor vergoeding van verblijfskosten;
- te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- het vonnis van de meervoudige strafkamer van 6 juli 2021 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De beoordeling
€ 10.000,00.
€ 1.608,60wegens gemaakte reiskosten en
€ 696,40aan verblijfkosten. Artikel 530 Sv geeft aanspraak op vergoeding van gemaakte reis- en verblijfkosten ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak. De door verzoeker ter zake gevorderde kosten zijn reis- en verblijfkosten die verzoeker heeft gemaakt in verband met bezoeken aan zijn advocaat en verhoren bij politie en justitie. Deze kosten vallen niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv en komen derhalve niet voor vergoeding in aanmerking. Onder “onderzoek” wordt in artikel 530 Sv begrepen het onderzoek door een rechter. De kosten die zijn gemaakt door verzoeker voor reizen (en verblijven) van en naar het politiebureau en van en naar zijn advocaat komen derhalve niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal deze kosten dan ook afwijzen. Voor de kosten die verzoeker gemaakt heeft ten behoeve van de terechtzitting zal de rechtbank een bedrag ter hoogte van € 41,44 aan reiskosten en € 128,04 aan verblijfskosten zijnde een totaalbedrag van
€ 169,48
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 10.849,48zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Weening Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “ S2017-841”.