ECLI:NL:RBZWB:2022:6565

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
21-018114
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoekschrift schadevergoeding ex artikel 530 Sv

Op 4 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker, geboren in 1980, die woonachtig was in Breda en vertegenwoordigd werd door mr. J.H.E.M. Kersemaekers. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, waarbij de verzoeker kosten van rechtsbijstand van € 572,68 en een forfaitaire vergoeding van € 550,00 voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift had aangevraagd. De officier van justitie had zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moest worden afgewezen, omdat de strafzaak tegen de verzoeker was geseponeerd. De rechtbank overwoog dat de verzoeker zelf verantwoordelijk was voor de strafrechtelijke verdenking, aangezien hij onder invloed van verdovende middelen geen voorrang had gegeven aan een van rechts komende auto, wat leidde tot een ongeval. De rechtbank concludeerde dat het niet billijk was om de gevraagde kosten te vergoeden, en wees het verzoek tot schadevergoeding af. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van griffier J. van ‘t Westende en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/015649-21
rk-nummer: 21-018114
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 23 november 2021, in de zaak:
[verzoeker]geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.H.E.M. Kersemaekers, Parkstraat 10, 4818 SJ Breda

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 572,68, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 28 december 2020;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 21 maart 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. A.C. Tönis als, waarnemend, gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat zijn raadsman op 28 december 2020 door de politie geïnformeerd dat de strafzaak tegen verzoeker is geseponeerd. Verzoeker heeft als gevolg van de tegen hem ontstane strafrechtelijke verdenking kosten van rechtsbijstand moeten maken ter hoogte van € 572,68. Verzoeker vraagt, daarnaast, de forfaitaire vergoeding ter hoogte van € 550,00 voor het opstellen, indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift in raadkamer. Verzoeker vraagt de rechtbank zijn verzoek toe te wijzen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. De strafzaak tegen verzoeker is geseponeerd met als reden dat, vanwege de aard en de omvang van het letsel bij verzoeker, "door feiten en gevolgen getroffen" noopte tot sepot. Op basis van het procesdossier kan echter geconcludeerd worden dat verzoeker geen voorrang gaf aan hem van rechts komend voertuig hetgeen tot een ongeluk geleid heeft. Verzoeker heeft de strafrechtelijke verdenking aldus aan zichzelf te wijten gehad.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker de strafrechtelijke vervolging en daarmee de door deze strafrechtelijke vervolging gemaakte kosten aan zichzelf te wijten heeft gehad. Uit het verhandelde in raadkamer en het raadkamerdossier is op te maken dat verzoeker, onder invloed zijnde van verdovende middelen, geen voorrang gaf aan een, voor hem, van rechts komende auto. Dit heeft geleid tot een ongeval waar verzoeker niet geheel ongeschonden uit is gekomen. Het Openbaar Ministerie heeft verzoeker, vervolgens, geseponeerd gelet op deze voor verzoeker nare gevolgen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het niet billijk voornoemde kosten te vergoeden. Het verzoek zal dan ook afgewezen worden.
Nu het verzoek tot toekennen van een vergoeding worden afgewezen, wijst de rechtbank ook het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor het indienen en de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer af.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 4 april 2022 gegeven door mr. R.P. Broeders, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).