6.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst feiten
Verdachte heeft zijn ex-vriendin gedurende ruim twee maanden stelselmatig lastiggevallen. Hij heeft haar 742 keer gebeld, waarbij hij ook veelvuldig haar voicemail heeft ingesproken. Ook heeft hij veelvuldig geprobeerd om via derden (met name haar kinderen) informatie over aangeefster te krijgen en via hen in contact met haar te komen. Daarnaast heeft hij zich meerdere keren opgehouden in de buurt van de woning van aangeefster. Dit terwijl hij op 17 december 2021 uit detentie is gekomen na een veroordeling wegens belaging en bedreiging van aangeefster. De volgende dag heeft hij al weer geprobeerd om in contact met haar te komen. Ook de tussentijdse detentieperiodes wegens het overtreden van het aan hem in de vorige strafzaak opgelegde contact- en gebiedsverbod met aangeefster, hebben verdachte niet ervan weerhouden om direct na zijn vrijlating weer door te gaan met het stelselmatig lastigvallen van aangeefster. Wanneer zij niet voldeed aan zijn wil om het contact tussen hen te aanvaarden en de relatie tussen hen voort te zetten manipuleerde hij haar door te dreigen met suïcide en het doden van haar eventuele nieuwe partner. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Daarnaast heeft verdachte aangeefster ook meerdere keren op ernstige wijze bedreigd met de dood. Zijn gedragingen waren voor haar uiterst onaangenaam en hinderlijk. Uit de namens aangeefster ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt ook hoeveel impact het gedrag van verdachte op haar heeft gehad.
Ten slotte heeft verdachte een politieambtenaar met de dood bedreigd toen verdachte werd aangehouden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 20 september 2022. In het nadeel van verdachte wordt meegewogen dat hij op 5 november 2021 ook al door de rechtbank is veroordeeld wegens belaging en bedreiging van aangeefster. Verder is hij in januari 2021 door het hof in hoger beroep veroordeeld voor onder andere mishandeling van aangeefster en huisvredebreuk. Bovendien is hij op 25 oktober 2018 niet alleen veroordeeld voor het belagen van aangeefster, maar ook van een eerdere ex-partner. Verder blijkt uit het strafblad dat hij meerdere keren is veroordeeld voor bedreiging en mishandeling, onder andere van een politieambtenaar.
Toerekenbaarheid
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportages van GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] van 24 mei 2022 en van psychiater [psychiater] van 3 juni 2022.
Beide gedragsdeskundigen hebben geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en een stoornis in het gebruik van alcohol. Ook hebben beide gedragsdeskundigen gerapporteerd dat de stoornissen aanwezig waren ten tijde van de bewezenverklaarde feiten en dat de gedragskeuzes van verdachte door de borderlinepersoonlijkheidsstoornis zijn beïnvloed.
De psycholoog heeft toegelicht dat het gedrag van verdachte voornamelijk voortkomt uit het gevoel van leegte en een zwak identiteitsgevoel, hetgeen verdachte voornamelijk vult met het voortdurend aangaan van liefdesrelaties waar hij zijn houvast aan ontleent. Vanuit zijn angst voor verlating en instabiliteit reageert hij met forse emoties als hij geen kans of ingang meer krijgt bij de ander. Verdachte laat ook een toename in ernst zien van zijn uitspraken richting aangeefster en zichzelf. Vanuit zijn borderlinepersoonlijkheidspathologie, zijn voortdurende gevoel van afgewezen te worden door aangeefster, is verdachte niet in staat zijn emoties op een adequate wijze te reguleren. Hij beschikt vanuit zijn persoonlijkheidspathologie over onvoldoende copingmechanismen om anders te reageren in een situatie waarin hij zich afgewezen en verlaten voelt, dan met destructief gedrag.
De psychiater heeft toegelicht dat verdachte niet kan omgaan met afwijzing in de relationele sfeer. Dit laat bij hem een leegte achter die hij niet kan verdragen. Verdachte beschikt over onvoldoende copingmechanismen om hier op adequate wijze mee om te gaan. Hij heeft onvoldoende controle over zijn eigen handelen om zich te houden aan het opgelegde contact- en gebiedsverbod. Verdachte probeert op een gepreoccupeerde wijze in contact te komen met aangeefster en op het moment dat dit niet lukt reageert hij vanuit zijn gebrekkige impulscontrole en frustratietolerantie met dreigementen of suïcidaliteit. Een adequate emotieregulatie is onvoldoende aanwezig. Vanuit zijn onvermogen om zich in te leven in een ander en gebrekkige zelfinzicht, overziet hij niet de gevolgen van zijn handelen. Niet voor zichzelf en ook niet voor een ander.
Beide gedragsdeskundigen hebben daarom geadviseerd om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de gedragsdeskundigen worden gedragen door een gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt daarom de conclusies van de gedragsdeskundigen over de toerekenbaarheid van de feiten over. De rechtbank rekent de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate toe aan verdachte.
Gedragsdeskundige adviezen over recidiverisico
Zowel de psycholoog als de psychiater schat het risico op recidive in als sterk verhoogd.
De psycholoog heeft toegelicht dat verdachte valt in de categorie “incompetente aanbidder”. Zijn primaire motief is het leggen van contact en het interesseert hem niet dat zijn gedrag irritatie of angst oproept bij het slachtoffer. Hij meent recht te hebben op het najagen van contact en de bedreiging is een gevolg van gevoelens van boosheid vanwege de afwijzing.
Verdachte laat een grote mate van instabiliteit in zijn relaties zien. Hij is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten en tweemaal eerder voor stalking en mishandeling van zijn ex-vrouw, met wie hij een relatie had voor de relatie met aangeefster. Zowel ambulante als klinische behandelingen hebben niet geleid tot gedragsverandering. Zijn lage mate van responsiviteit is zorgelijk te noemen.
De psychiater heeft toegelicht dat verdachte geen inzicht heeft in de situatie, noch in zijn handelen en de effecten hiervan. Zijn denken wordt gedreven door zijn sterke wens op een hereniging en hij is ervan overtuigd dat het weer goed komt met aangeefster. De psychiater beschouwt ook zijn woonplaats en sociaal netwerk als verhogende risicofactoren. Verdachte en aangeefster hebben een gezamenlijke kennissenkring en wonen in twee nabijgelegen dorpen, waardoor zij elkaar tegenkomen bij dagelijkse bezigheden. Een complicerende factor is dat hij zegt zich te suïcideren op het moment dat er geen hereniging tussen hen plaatsvindt. Hij heeft eerder ook dreigementen geuit dat hij aangeefster iets zal aandoen als zij met een ander een relatie heeft. Vanwege zijn pathologie met daaruit voortkomende ambivalentie en wisselingen in zijn uitspraken, is het moeilijk om het risico in te schatten dat verdachte zijn woorden in daden omzet. De afgelopen jaren heeft verdachte een behandeling gevolgd bij een GGZ-instelling, zijn er detenties en reclasseringstoezicht geweest en was er sprake van een contact- en gebiedsverbod. Deze interventies hebben tot nu toe geen invloed gehad op het gedrag van verdachte en daarmee geen reductie van het recidiverisico teweeggebracht.
Gedragsdeskundigen over behandelkader
Zowel de psycholoog als de psychiater concludeert dat een behandeling, gericht op de borderlinepersoonlijkheidsstoornis van verdachte, noodzakelijk is om het recidiverisico te verminderen. Vanwege het feit dat verdachte in de afgelopen jaren al een behandeling heeft gehad in een ambulant kader zonder dat dit heeft geleid tot gedragsverandering, adviseren de gedragsdeskundigen een behandeling in een forensische kliniek, gespecialiseerd in persoonlijkheidsproblematiek.
Een voorwaardelijk kader wordt door de gedragsdeskundigen ontoereikend geacht, of het nu een (deels) voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden betreft of een tbs-maatregel met voorwaarden. Vanwege de ernst en de aard van zijn problematiek wordt hij onvoldoende in staat geacht om zich te houden aan voorwaarden. Dit is al gebleken uit de eerdere behandelingen en toezichten van de reclassering en daarnaast heeft verdachte ook gezegd niet mee te willen werken aan een behandeling.
Een klinische behandeling binnen een zorgmachtiging wordt ook niet toereikend geacht voor de ernstige problematiek van verdachte. Als nadeel wordt gezien dat een zorgmachtiging niet is gericht op het beperken van recidivegevaar, maar op het behandelen van stoornissen.
Binnen een onvoorwaardelijk strafrechtelijk kader, zoals de ISD-maatregel, kan verdachte worden geplaatst in een forensische kliniek om een behandeling te ondergaan, die is gericht op recidivevermindering. Hiervan wordt echter als groot nadeel gezien dat binnen de ISD-maatregel veelal de nadruk ligt op verslavingsproblematiek en het juist verdachtes persoonlijkheidsproblematiek is waar behandeling op gericht zal moeten worden om het recidivegevaar te beperken. Daarbij komt dat verdachte, indien hij niet meewerkt aan de behandeling, de ISD-maatregel ‘kaal’ zal uitzitten en onbehandeld zal vrijkomen met de daarbij behorende hoge kans op recidive.
Een klinische behandeling kan volgens de gedragsdeskundigen plaatsvinden binnen een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege. De gedragsdeskundigen zien hiervan als voordeel dat de behandeling zal worden gericht op zijn persoonlijkheidsproblematiek en recidivevermindering. Een nadeel is volgens de gedragsdeskundigen dat verdachte mogelijk niet zal toekomen aan resocialisatie als hij volhardend blijft in zijn overtuigingen richting aangeefster en hij aldus jarenlang klinisch blijft opgenomen. Een langdurig verblijf in een tbs-kliniek kan wel worden ondervangen door een gemaximeerde tbs van vier jaar.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 18 juli 2022, waaruit blijkt dat ook de reclassering het recidiverisico als hoog inschat. De reclassering adviseert negatief over het opleggen van de tbs-maatregel met voorwaarden. Zij ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken en het gedrag van verdachte te veranderen. Verdachte is niet gemotiveerd voor een klinische behandeling en het ontbreekt hem aan vaardigheden en leervermogen om van een behandeling te profiteren. Ook kan hij volgens de reclassering geen langdurige controle verdragen.
De reclassering adviseert een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Gezien de hardnekkigheid van de problematiek van verdachte en de tot nu toe zeer beperkte veranderbaarheid is de inschatting dat verdachte langdurig ondersteuning en begeleiding moet krijgen, ook na afloop van een tbs-maatregel.
De tbs-maatregel
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat bij verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten ziekelijke stoornissen van de geestvermogens bestonden en ook nog steeds bestaan. Uit de rapportages leidt de rechtbank ook af dat die stoornissen een hoog recidiverisico met zich brengen en dat langdurige en intensieve behandeling van verdachte noodzakelijk is om het recidiverisico te verminderen. De vraag is in welk kader die behandeling moet plaatsvinden.
De gedragsdeskundigen hebben gemotiveerd uiteengezet waarom een civielrechtelijk kader en het kader van bijzondere voorwaarden niet volstaan. Ook de ISD-maatregel wordt door hen niet als een passende mogelijkheid gezien. De rechtbank volgt hun conclusies op deze punten en daarmee komt oplegging van de tbs-maatregel in beeld.
Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de tbs-maatregel is voldaan, omdat ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten bij verdachte sprake was van ziekelijke stoornissen van de geestvermogens en deze feiten misdrijven betreffen als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 2, Sr. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist bovendien het opleggen van de tbs-maatregel. Daartoe is wat de gedragsdeskundigen naar voren hebben gebracht over de stoornissen van verdachte en hoe die hebben bijgedragen aan de feiten, redengevend.
Het risico op herhaling is groot en het is daarom onverantwoord om verdachte onbehandeld te laten terugkeren in de maatschappij. De rechtbank heeft hierbij ook acht geslagen op de conclusies van de gedragsdeskundigen, dat er sprake is van een toename in ernst van de uitspraken van verdachte en dat het vanwege zijn pathologie met wisselingen in uitspraken, moeilijk is om het risico in te schatten dat verdachte zijn woorden omzet in daden.
Aan het voorgaande doet niet af dat de raadsman ter zitting naar voren heeft gebracht dat de fysieke situatie van verdachte zeer nadelig is veranderd en dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij door die veranderde fysieke situatie nu echt zal ophouden met contact te zoeken met aangeefster. De rechtbank heeft hierin onvoldoende vertrouwen, omdat verdachte ter zitting - evenals eerder bij de gedragsdeskundigen - wisselend is geweest in zijn uitspraken hierover. Illustratief daarvoor is dat verdachte enerzijds heeft gezegd dat hij stopt met het zoeken van contact met aangeefster en anderzijds, dat hij haar zal blijven helpen als zij problemen heeft. Ook al zou verdachte op dit moment echt menen dat hij stopt met het zoeken van contact, dan acht de rechtbank het bovendien reëel dat zijn stoornissen maken dat hij weer zal terugvallen in delictgedrag. Temeer omdat verdachte geen enkel ziekte- en zelfinzicht heeft. Daarvoor acht de rechtbank illustratief dat verdachte, in tegenstelling tot wat uit de rapportages blijkt, ter zitting heeft verklaard dat hij geen problemen heeft. Anders dan de raadsman heeft beweerd, is de rechtbank voorts met de deskundigen van oordeel dat het recidivegevaar niet zozeer is gekoppeld aan aangeefster, maar aan zijn stoornissen. Dit blijkt ook wel uit het feit dat verdachte niet alleen eerder is veroordeeld voor belaging van aangeefster, maar ook van een eerdere ex-partner. De rechtbank is daarom van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel noodzakelijk is.
De rechtbank ziet voorts geen mogelijkheid tot het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden. De gedragsdeskundigen en de reclassering zien geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken en het gedrag van verdachte te veranderen. Daar komt bij dat verdachte ook meerdere malen heeft verklaard zich niet aan voorwaarden te zullen houden. Er resteert daarom geen andere mogelijkheid dan de oplegging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege. Gelet op de noodzaak van een klinische behandeling, die niet in een ander kader kan plaatsvinden, eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verpleging van overheidswege.
De rechtbank zal dan ook de terbeschikkingstelling van de verdachte gelasten en bevelen dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Het verzoek van de verdediging tot opname van verdachte in het PBC wordt afgewezen. De verdediging heeft ter zitting weliswaar gesteld dat zij geen vertrouwen heeft in de huidige gedragsdeskundigen, maar zij heeft niet concreet onderbouwd wat er dan mis zou zijn met de huidige rapportages. Bovendien heeft de verdediging haar standpunt niet eerder naar voren gebracht, terwijl de rapporten reeds geruime tijd in haar bezit waren, en heeft zij geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de deskundigen op zitting te horen.
Duur van de tbs-maatregel
Op grond van artikel 38e, eerste lid, Sr gaat de totale duur van de tbs-maatregel een periode van vier jaren niet te boven, tenzij de tbs-maatregel is opgelegd ter zake een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat de in deze zaak bewezenverklaarde feiten niet als zodanig kunnen worden aangemerkt. Daarbij is van belang dat de feiten niet zijn voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag jegens aangeefster en er geen concrete aanwijzingen zijn dat verdachte daadwerkelijk uitvoering zou geven aan de geuite bedreigingen. Weliswaar heeft de psychiater gerapporteerd dat het moeilijk is om het risico in te schatten dat verdachte zijn woorden in daden omzet vanwege zijn pathologie en wisselingen in zijn uitspraken, maar de rechtbank acht dat onvoldoende om de bewezenverklaarde feiten aan te merken als gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De duur van de aan verdachte op te leggen tbs-maatregel kan derhalve maximaal vier jaar bedragen.
Gevangenisstraf
Gelet op de ernst van de feiten dient naar het oordeel van de rechtbank naast de tbs-maatregel ook een gevangenisstraf te worden opgelegd. Bij het bepalen van de duur van deze straf neemt de rechtbank in strafverzwarende zin in aanmerking dat verdachte al meerdere keren is veroordeeld voor soortgelijke feiten, ook jegens hetzelfde slachtoffer. In strafverlagende zin wordt rekening gehouden met de verminderde toerekenbaarheid. Ook wordt rekening gehouden met het feit dat aan verdachte de tbs-maatregel wordt opgelegd. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend en geboden. De rechtbank zal daarom aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 257 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z SrDe rechtbank is van oordeel dat in deze zaak het voorkomen van recidive van groot belang is. Hieraan kan oplegging van een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding als bedoeld in artikel 38z Sr bijdragen. Deze maatregel houdt in dat de verdachte zich na zijn invrijheidstelling aan vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende maatregelen dient te houden en zich moet conformeren aan langdurig toezicht van de reclassering, zodat het risico op herhaling wordt geminimaliseerd. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan. De tbs-maatregel wordt gelast en de oplegging van de maatregel is in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. Ook na afloop van de tbs-maatregel kan de noodzaak voor die maatregel nog bestaan. De rechtbank zal de maatregel daarom opleggen.
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v SrDe rechtbank ziet onvoldoende aanleiding voor het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr, omdat er binnen de tbs-maatregel voldoende waarborgen zijn om te voorkomen dat verdachte contact zoekt met aangeefster.