ECLI:NL:RBZWB:2022:6526
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de definitieve berekening van huurtoeslag en zorgtoeslag over 2018
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de definitieve berekening van zijn huurtoeslag en zorgtoeslag over het jaar 2018. Eiser, die samen met zijn toeslagpartner in een huurwoning woont, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin werd medegedeeld dat hij een terugvordering van huurtoeslag en zorgtoeslag moest doen. De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn partner aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Belastingdienst/Toeslagen.
De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst/Toeslagen op basis van inkomensgegevens van 2016 een schatting heeft gemaakt voor het jaar 2018. Eiser heeft aangevoerd dat deze schatting onjuist was en dat hij hierdoor in financiële problemen is gekomen. De rechtbank overweegt dat de Belastingdienst/Toeslagen bevoegd is om de inkomensafhankelijke regelingen uit te voeren en dat de definitieve berekeningen van de toeslagen zijn gebaseerd op de door de inspecteur voor de inkomstenbelasting vastgestelde inkomens.
De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op een lager bedrag aan huur- en zorgtoeslag over 2018. Eiser moet als gevolg hiervan een bedrag van € 1.227,- aan huurtoeslag en € 740,- aan zorgtoeslag terugbetalen. De rechtbank wijst erop dat de terugvordering niet onevenredig is, aangezien deze voortvloeit uit een hoger toetsingsinkomen dan aanvankelijk was ingeschat. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.