ECLI:NL:RBZWB:2022:648

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
02-259119-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag zonder rijbewijs

Op 31 mei 2020 vond er een verkeersongeval plaats op de Burgemeester Letschertweg te Tilburg, waarbij de verdachte, een onervaren motorrijder zonder geldig rijbewijs, betrokken was. De verdachte reed met een zware motor, waarvoor hij niet gecertificeerd was, en haalde andere motorrijders rechts in, terwijl hij de toegestane snelheid van 80 kilometer per uur overschreed. Dit leidde tot een botsing met een andere motorrijder, die zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder de amputatie van zijn onderbeen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, maar sprak hem vrij van roekeloosheid, omdat niet kon worden vastgesteld dat zijn gedrag een zeer ernstig gevaar had opgeleverd. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 240 uur op, een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De beslissing werd genomen na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak, de impact op het slachtoffer, en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/259119-20
vonnis van de meervoudige kamer van 9 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 januari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, danwel dat verdachte gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt. Daarnaast wordt hem verweten dat hij op een motor heeft gereden zonder dat hij daarvoor een rijbewijs had.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte roekeloos heeft gereden en daardoor een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hij heeft daarbij gekeken naar het geheel aan gedragingen van verdachte, de aard, de ernst en de overige omstandigheden. Volgens de officier van justitie wordt voldaan aan de criteria voor roekeloosheid opgenomen in artikel 5a Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Verdachte heeft als onervaren motorrijder gereden op een zware motor waar hij nog niet eerder op reed, zonder rijbewijs en met slechts vijf rijlessen op zak. Hij heeft er bewust voor gekozen de maximale snelheid te overschrijden en zo een aantal motorrijders van de groep rechts in te halen. Tot slot heeft hij bewust danwel onbewust de keuze gemaakt om tussen de voorste motorrijders door te willen rijden, hetgeen tot een botsing met één van hen heeft geleid. Verdachte heeft daarbij onvoldoende geanticipeerd op de andere motorrijders, het ontbreken van zijn anti-block brake system (hierna: ABS) en onvoldoende afstand gehouden. Daardoor heeft hij niet tijdig kunnen remmen en zijn motor niet onder controle weten te houden. Het slachtoffer is hierdoor gevallen met als direct gevolg daarvan amputatie van zijn onderbeen. Verdachte is aldus buitengewoon onvoorzichtig geweest en heeft zeer ernstig gevaar in het leven geroepen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van roekeloos rijgedrag. Alle tenlastegelegde gedragingen kunnen weliswaar bewezen worden, maar deze gedragingen zijn niet als gevaarzettend aan te merken. Dit omdat onvoldoende kan worden vastgesteld of de ervaring van verdachte van invloed is geweest op het ongeval en het eerder inhalen van twee andere motorrijders niet in causaal verband staat met het ongeval. Verdachte erkent dat hij harder heeft gereden dan was toegestaan maar niet met 142 kilometer per uur. Op grond van het dossier kan dat ook niet worden vastgesteld. Verdachte is overvallen door de kracht van zijn motor en heeft daardoor een inschattingsfout gemaakt met als gevolg dat hij onvoldoende heeft geanticipeerd op de twee voorste motorrijders. Door het ontbreken van ABS kon verdachte ook niet tijdig remmen, waardoor hij tussen de twee voorste motorrijders is heen geschoten. Dat levert ook geen zeer hoge mate van schuld op, nu dit is voorbehouden voor die gevallen die grenzen aan roekeloosheid.
Daarmee is wel sprake van aanmerkelijke schuld bij verdachte en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, waardoor verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 6 WVW.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Feitelijke toedracht van het ongeval
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 31 mei 2020 omstreeks 13:17 uur een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Burgermeester Letschertweg te Tilburg. Bij dit ongeval was verdachte betrokken als bestuurder van zijn motorrijtuig (een motor van het merk Honda met kenteken [kenteken 1] ). Ook was bij dit ongeval het slachtoffer betrokken als bestuurder van zijn motorrijtuig (een motor van het merk Yamaha met kenteken [kenteken 2] ).
Verdachte reed voor het eerst op zijn motor. Hij deed dit terwijl hij niet in het bezit was van een geldig motorrijbewijs en nog maar vijf motorrijlessen had gehad. De motor van verdachte betrof een motor van de zwaarste categorie. Verdachte heeft gelest op een veel minder krachtige motorfiets. De Burgemeester Letschertweg betreft een nagenoeg rechte weg, het was die dag droog, het ongeval vond plaats bij daglicht en er was op het moment van het ongeval geen ander verkeer op het weggedeelte waar het ongeval plaatsvond, anders dan de groep motorrijders waar verdachte deel van uitmaakte.
De toegestane snelheid op deze weg bedraagt 80 kilometer per uur.
Zowel verdachte als het slachtoffer behoorden die dag tot een groep van zeven motorrijders die bij gelegenheid met elkaar een motorrit maakten. Toen het stoplicht op de Burgemeester Letschertweg op rood sprong, reden twee motorrijders door. Onder deze motorrijders bevond zich ook het slachtoffer. De andere vijf motorrijders, waaronder verdachte, hebben toen het stoplicht op groen sprong met hun motor opgetrokken. Op de filmbeelden die door een van de groepsleden werden gemaakt met een GoPro camera op de helm, van welke beelden de verdachte ter zitting verklaarde dat hij ze buiten de zitting bekeken had en ze niet nogmaals wenste te zien, heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte in een racehouding op zijn motor zit en vanaf de verkeerslichten met hoge snelheid in een korte tijdspanne en over een afstand van circa 500 meter naar de andere motorrijders toe rijdt. Verdachte haalt hierbij naar eigen zeggen op enig moment een snelheid van boven de 100 kilometer per uur. Hij haalt vervolgens meerdere motoren rechts in. Tot slot komt verdachte aan bij de voorste twee motorrijders, waarbij hij het slachtoffer vanaf achteren aanrijdt. Zowel verdachte als het slachtoffer komen ten val. Het slachtoffer loopt hierbij zwaar lichamelijk letsel op, namelijk de amputatie van zijn onderbeen.
De aan verdachte verweten gedragingen in de tenlastelegging zien op (1) het rijden zonder rijbewijs, (2) het rechts inhalen en (3) het overschrijden van de maximale snelheid. Dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan deze gedragingen volgt uit het dossier en wordt door verdachte ook niet betwist.
Mate van schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte met deze gedragingen schuld had aan dit verkeersongeval en zo ja, in welke mate. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Algemeen kader
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te kunnen komen, moet vastgesteld kunnen worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten, dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander letsel heeft opgelopen.
Dit betekent allereerst dat een causaal verband dient te worden vastgesteld tussen het gedrag van verdachte en het verkeersongeval. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat van de drie tenlastegelegde gedragingen alleen de door verdachte gereden snelheid van invloed is geweest op het ongeval. Het rechts inhalen door verdachte staat niet in causaal verband tot het ongeval. Evenmin kan op basis van onderhavig dossier voldoende worden vastgesteld dat het niet hebben van een rijbewijs van invloed is geweest op het ongeval.
Daarnaast dient beoordeeld te worden of en in welke mate verdachte door het overschrijden van die maximale snelheid verwijtbaar heeft gehandeld.
Roekeloosheid
Met roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, WVW wordt gedoeld op de zwaarste schuldvorm in geval van overtreding van artikel 6 WVW. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in dit concrete geval sprake is van roekeloosheid, moeten zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Aan de vaststelling dat sprake is van roekeloosheid worden - gelet op rechtspraak van de Hoge Raad - strenge (motiverings)eisen gesteld.
Om het toepassingsbereik van roekeloosheid te verbreden is aan artikel 175 lid 2 WVW toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW, kan worden aangemerkt.
De rechtbank beoordeelt daarom of verdachte met de hiervoor genoemde vastgestelde verkeersgedraging die heeft geleid tot het ongeval 1) de verkeersregels heeft geschonden, 2) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, 3) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en 4) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
1. De verkeersregels
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 80 kilometer per uur heeft gereden. Het overschrijden van de maximaal toegestane snelheid wordt in art 5a, eerste lid, WVW uitdrukkelijk benoemd als voorbeeld van het schenden van verkeersregels. Verdachte heeft die verkeersregel dus geschonden.
2. In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Daarbij moet gekeken worden naar het samenstel van gedragingen en zal het doorgaans niet gaan om de schending van een enkele verkeersregel. Alle omstandigheden dienen bij deze beoordeling in ogenschouw te worden genomen.
De daadwerkelijk op het moment van het ongeval door verdachte gereden snelheid kan niet worden vastgesteld. Uit de beelden die de rechtbank heeft waargenomen, de indicatieve gemeten gemiddelde snelheid, de impact van het ongeval en de verklaring van verdachte blijkt echter overduidelijk dat verdachte gedurende een hele korte tijdspanne voorafgaand aan het ongeval boven de 100 kilometer per uur heeft gereden waar maar 80 kilometer per uur was toegestaan. Aldus kan worden vastgesteld dat verdachte op de betreffende weg in ieder geval tussen 20 en 30 kilometer per uur te hard heeft gereden. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat de betreffende weg ter plaatse een bijna recht verloop heeft, het een weg met gescheiden rijbanen betreft, twee in elke richting en gescheiden door een middenberm, het weer en het zicht goed waren en er geen andere weggebruikers reden dan de leden van de groep. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de omvang van de snelheidsoverschrijding in relatie tot de situatie ter plekke niet dat het door verdachte overschrijden van de maximaal toegestane snelheid als het in ernstige mate schenden van een verkeersregel kan worden aangemerkt.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank daarom geen sprake van roekeloosheid als omschreven in artikel 175, tweede lid, WVW en biedt het dossier evenmin voldoende aanknopingspunten waaruit is af te leiden dat door buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de ten laste gelegde roekeloosheid.
Zeer onvoorzichtig en/of onoplettend
Ten aanzien van de vraag of er sprake is van zeer onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag overweegt de rechtbank het volgende. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij bij de voor hem rijdende motorrijders wilde komen, maar dat hij tijdens het inhalen verrast werd door het grote snelheidsverschil tussen hem en zijn voorliggers. Verdachte verklaart ook dat hij niet van plan was om tussen de twee voorste motorrijders door te rijden, maar juist op het laatste moment nog heeft getracht te remmen, zoals ook blijkt uit het uiterst korte remspoor van zijn motor dat door de politie is aangetroffen. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat deze gang van zaken anders zou zijn geweest en volgt de verklaring van de verdachte op dit punt, inhoudend dat hij verrast werd door de kracht van zijn motorfiets, waar hij die dag voor het eerst op reed. Verdachte trachtte een aanrijding te voorkomen maar raakte de controle over zijn voertuig kwijt.
Zoals hiervoor overwogen is verdachte met een fors hogere snelheid ingereden op één van de twee voorste motorrijders. De rechtbank gaat er daarbij weliswaar van uit dat verdachte verrast en overweldigd is geweest door de kracht van zijn motor maar dat neemt niet weg dat verdachte zijn snelheid op de overige motorrijders had moeten afstemmen, zich de gevaarzetting van zijn handelen had moeten realiseren en daardoor veel eerder had moeten stoppen met inhalen én sneller dan toegestaan te rijden.
Gelet op de overzichtelijke verkeerssituatie en de plaats op de weg van de groepsgenoten stond niets hem daaraan in de weg. Nu verdachte tijdig had moeten inschatten dat hij harder dan toegestaan reed en zijn snelheidsverschil met de andere motorrijders enorm was waardoor zijn gedrag tot een ongeval kon leiden, had hij anders moeten en kunnen handelen. Het gedrag van verdachte wijkt daarmee substantieel af van het gedrag van een voorzichtig verkeersdeelnemer en zijn gedrag wordt door de rechtbank aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
Letsel
Voor een bewezenverklaring van een overtreding van artikel 6 van de WVW dient verder te worden vastgesteld dat door het verkeersongeval een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat. Met de officier van justitie en de raadsman oordeelt de rechtbank dat het letsel van het slachtoffer aan te merken is als zwaar lichamelijk letsel. Gelet op de bewijsmiddelen staat het eerdergenoemd causaal verband tussen het verkeersongeval en het letsel vast.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 1 primair tenlastegelegde feit, te weten het veroorzaken van een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval op 31 mei 2020 te Tilburg door zich zeer onvoorzichtig en onoplettend in het verkeer te gedragen, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Feit 2
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 31 mei 2020 te Tilburg, als bestuurder van een motorrijtuig (motor), daarmede rijdende over de Burgermeester Letschertweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte zeer, onvoorzichtig en onoplettend, zonder in het bezit te zijn van een motorrijbewijs (te weten rijbewijs A), meerdere motoren rechts ingehaald en met een hogere snelheid dan de aldaar voor motorrijtuigen/motoren toegestane maximum snelheid van 80 kilometer per uur gereden, waardoor hij, verdachte, met de door hem bestuurde motor in botsing is gekomen met een voor hem, verdachte, rijdende motor, door welk verkeersongeval, [slachtoffer] (zijnde de bestuurder van die motor die voor de verdachte reed) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten: een geamputeerd rechter onderbeen;
2
op 31 mei 2020 te Tilburg, als bestuurder van een motorrijtuig (motor) heeft gereden op de Burgermeester Letschertweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen voor feit 1 primair een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis. Daarnaast vordert hij aan verdachte op te leggen een ontzegging van de rijbevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (hierna: OBM) voor de duur van twee jaar. Voor feit 2 vordert hij aan verdachte op te leggen een geldboete van € 480,-, te vervangen door negen dagen hechtenis.
De officier van justitie houdt bij zijn strafeis rekening met de richtlijnen van het openbaar ministerie, het strafblad van verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en proceshouding. Vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet als passend en geboden. Gelet op de bevindingen van de reclassering en het verouderde strafblad ziet de officier van justitie ook geen meerwaarde in de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in strafmatigende zin rekening te houden met de omstandigheid dat de ernst van het letsel van het slachtoffer niet beperkt lijkt door het dragen van beschermende kleding. Daarnaast heeft verdachte geen recent strafblad en is het recidiverisico laag. De proceshouding van verdachte en de fysieke, mentale en financiële impact van het verkeersongeval op hem dienen in zijn voordeel mee te wegen. Gelet op deze omstandigheden vindt de verdediging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend, maar een deels voorwaardelijke taakstraf van 120 tot 160 uur wel. De verdediging verzoekt de rechtbank tot slot om gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte de OBM deels voorwaardelijk op te leggen, danwel de duur van de OBM te beperken. Gelet op het strafblad en het behalen van het motorrijbewijs door verdachte, stelt de verdediging dat de verkeersveiligheid niet in het geding is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 31 mei 2020 schuldig gemaakt aan een ernstig verkeersongeval door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden. Verdachte reed zonder geldig rijbewijs op een zware motor, waarmee hij geen ervaring had. Om die redenen had hij nog eens extra voorzichtigheid en onoplettendheid moeten betrachten. Hij reed in een groep met andere motorrijders en had zich moeten realiseren dat zij kwetsbare verkeersdeelnemers zijn. In plaats daarvan heeft hij harder gereden dan mocht, andere motorrijders rechts ingehaald en vervolgens zijn motor niet tijdig tot stilstand gebracht en niet onder controle kunnen houden. Ten gevolge van dit ongeval heeft hij een andere motorrijder aangereden, die daardoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het slachtoffer en zijn omgeving ondervinden blijvend iedere dag de lichamelijke en psychische gevolgen van het ongeval. Dit heeft het slachtoffer ter zitting persoonlijk en op indringende wijze toegelicht. Dat het letsel van het slachtoffer, verdachte en de overige motorrijders niet nog ernstiger was, is puur geluk geweest en is in ieder geval niet aan het handelen van verdachte te danken. Met dit handelen heeft verdachte zich onverschillig getoond tegenover de geldende verkeersregels en de veiligheid van andere verkeersdeelnemers.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij recent niet veroordeeld is voor soortgelijke feiten.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsrapport van 20 januari 2022 dat over verdachte is opgemaakt. De reclassering concludeert dat bij verdachte geen sprake is van een structureel probleem in zijn denkpatronen, gedrag en vaardigheden. Verdachte heeft vrijwillig hulpverlening gezocht voor de impact die het ongeval op hem heeft en hij werkt hier gemotiveerd aan mee. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag en de reclassering ziet geen noodzaak tot het inzetten van reclasseringsinterventies. Zij adviseert om bij de oplegging van een taakstraf rekening te houden met de fysieke beperkingen van verdachte en geen geldboete op te leggen vanwege zijn financiële situatie.
Persoonlijke omstandigheden
In haar oordeel houdt de rechtbank verder rekening met de proceshouding van verdachte. Van meet af aan heeft hij spijt betuigt en komt daarin op zitting oprecht en authentiek over. Daarnaast staat verdachte open voor een (mediation)gesprek met het slachtoffer. Tot slot heeft het verkeersongeval niet alleen op het slachtoffer, maar ook op verdachte een grote impact (gehad). Hij ervaart hier nog steeds de fysieke, mentale en financiële gevolgen van.
6.3.3
De straf
De rechtbank neemt bij het bepalen van de hoogte van de straf als uitgangspunt de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht opgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting (hierna: LOVS-oriëntatiepunten). Bij een zeer hoge mate van schuld aan een ongeval met als gevolg zwaar lichamelijk letsel, ingevolge artikel 6 van de WVW, wordt volgens de LOVS-oriëntatiepunten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een onvoorwaardelijke OBM voor de duur van twee jaar opgelegd. Nu de gedragingen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank grenzen aan roekeloosheid, ziet de rechtbank aanleiding om hierbij aansluiting te zoeken.
Hoewel in deze zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede had gelegen, ziet de rechtbank in alle hiervoor aangehaalde omstandigheden en het tijdsverloop aanleiding om van dit oriëntatiepunt af te wijken. Zij legt in plaats daarvan aan verdachte een taakstraf op voor de duur van 240 uur. Daarnaast legt zij aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van twee maanden, waarmee de ernst van de zaak tot uitdrukking wordt gebracht. Tot slot legt zij aan verdachte een OBM op voor de duur van twee jaar.
Feit 2 levert een overtreding op en daarvoor dient een aparte straf te worden opgelegd. Gelet op de samenhang tussen feiten 1 en 2, ziet de rechtbank geen redelijk doel in de oplegging van een aparte straf voor feit. Zij zal ten aanzien van feit 2 daarom toepassing geven aan artikel 9a Sr.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 107, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2:overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Feit 1 primair
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Feit 2
-bepaalt dat
geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Bijkomende straffen
Feit 1 primair
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van twee jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Riet, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.P. Hoskam, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 februari 2022.
Mr. Van Riet is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.