Op 3 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers beroep hebben ingesteld tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een vrijstaande woning met een aangebouwd bijgebouw. De verzoekers hebben tevens verzocht om voorlopige voorzieningen in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedures. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers onterecht menen dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten onrechte is vastgesteld op 3 meter in plaats van 7 meter. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid heeft kunnen afwijken van het bestemmingsplan en dat de bouwplannen in overeenstemming zijn met de geldende regels. De verzoeken om schorsing van de omgevingsvergunning zijn afgewezen en de beroepen van de verzoekers zijn ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de belangen van de vergunninghouder zwaarder wegen dan die van de verzoekers, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.