ECLI:NL:RBZWB:2022:6448

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
21-014783
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoekschrift einde strafzaak op basis van artikel 29f Sv

Op 25 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was ingediend door verzoekster, geboren in 2002, die zich liet vertegenwoordigen door haar advocaat, mr. H. van Asselt. De zaak betreft een aanhouding van verzoekster op 10 december 2018 wegens mishandeling van een baby. Verzoekster stelde dat er geen bewijs was dat zij als verdachte kon worden aangemerkt en vroeg de rechtbank om te verklaren dat de zaak was geëindigd.

Tijdens de zitting op 11 maart 2022 werd de officier van justitie, mr. J. Castelein, gehoord. De officier stelde dat er nog geen sprake was van een vervolging, aangezien er een rapport van het NFI moest worden afgewacht. Dit rapport zou bepalend zijn voor de vraag of verzoekster als verdachte kon worden aangemerkt. De officier van justitie verzocht de rechtbank om het verzoek van verzoekster af te wijzen, omdat er nog steeds activiteiten in het strafrechtelijk onderzoek plaatsvonden.

De rechtbank overwoog dat het belang van verzoekster voorop staat bij de beoordeling van het verzoek. Echter, gezien het feit dat het Openbaar Ministerie nog wachtte op het NFI-rapport, kon de rechtbank niet concluderen dat de vervolging niet zou worden voortgezet. Daarom werd het verzoekschrift afgewezen. De beslissing werd genomen door mr. R.P. Broeders, in tegenwoordigheid van griffier mr. M.A.E. de Kroon, en werd uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 25 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: onbekend
rk-nummer: 21-014783
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 27 september 2021, in de zaak:
[verzoekster]
geboren op [geboortedag] 2002 te onbekend
woonplaats kiezende ten kantore van mr. H. van Asselt, Molenstraat 10, 4701 JS Roosendaal
Verzoekster is [verzoekster] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift ex artikel 29f Sv;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 11 maart 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. J. Castelein, verzoekster en mr. H. van Asselt als advocaat van verzoekster gehoord.
Namens verzoekster is aangevoerd dat zij op 10 december 2018 is aangehouden wegens mishandeling/zware mishandeling van baby [naam baby] . Er is geen enkel bewijs dat verzoekster als verdachte van de mishandeling kan worden aangemerkt. Verzoekster wendt zich tot de rechtbank met het verzoek te verklaren dat de zaak is geëindigd.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat verdachte [verdachte] wordt gedagvaard. In dat onderzoek dient de rapportage van het NFI te worden afgewacht. Er is vooralsnog geen sprake van een vervolging en het kan niet worden uitgesloten dat verzoekster niet vervolgd gaat worden. Er is geen sprake van een situatie waarin er niet of nauwelijks activiteiten worden verricht in het strafrechtelijk onderzoek. De officier van justitie heeft verzocht het verzoek af te wijzen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen.
Bij de toepassing van artikel 29f Sv staat het belang van de verzoeker voorop om duidelijkheid te verkrijgen omtrent de tegen hem aangevangen en nog niet beëindigde vervolging door het Openbaar Ministerie. De maatstaf bij de beoordeling van het verzoek is of in de zaak van de verzoeker, die nog niet formeel is geëindigd, niettemin gezegd kan worden dat de vervolging niet wordt voortgezet.
De rechtbank stelt vast dat het Openbaar Ministerie in afwachting is van een rapport van het NFI op basis waarvan zij zal zij pas kunnen beslissen of verzoekster al dan niet als verdachte kan worden aangemerkt. Dit rapport wordt op korte termijn verwacht. Er is dan ook vooralsnog geen sprake van een vervolging die kan worden beëindigd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek moet worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is op 25 maart 2022 gegeven door mr. R.P. Broeders rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2022.