ECLI:NL:RBZWB:2022:6447

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
19/665
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep en verzoek om vergoeding van proceskosten in belastingzaak

Op 31 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur. Tijdens de zitting op 17 december 2021 heeft de belanghebbende, na een vermindering van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2017 door de inspecteur, het beroep ingetrokken. De belanghebbende verzocht de rechtbank om de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De inspecteur heeft aangegeven dat proceskosten kunnen worden vergoed op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende recht heeft op een vergoeding van zijn reiskosten, maar dat de inspecteur slechts bereid was om een lager bedrag te vergoeden op basis van de afstand die de belanghebbende had afgelegd.

De rechtbank heeft uiteindelijk de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 35,84, gebaseerd op de door de belanghebbende gemaakte kilometers. Daarnaast heeft de rechtbank de inspecteur verplicht om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 19/665

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op het bezwaar van de inspecteur beroep ingesteld.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2021 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur] .
Belanghebbende heeft, naar aanleiding van de vermindering van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2017 door de inspecteur, het beroep ingetrokken. Daarbij is verzocht de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De inspecteur heeft de rechtbank medegedeeld dat proceskosten kunnen worden vergoed op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding voor de door hem gemaakte reiskosten van € 44,80 (zijnde 160 kilometers keer € 0,28).
De inspecteur ziet reden tot het vergoeden van de reiskosten die belanghebbende heeft gemaakt voor de zitting van 17 december 2021. De inspecteur stelt echter dat er in beginsel recht op vervoerskosten per openbaar vervoer 2e klasse geldt van in totaal € 29,70. Indien er een rechtvaardiging is voor een vergoeding per gereden kilometer dan bestaat recht op een vergoeding van maximaal € 35,84. Volgens de inspecteur bedraagt de enkele reisafstand 64 kilometers en voor de heen- en terugreis is dat in totaal 128 kilometers. De inspecteur heeft ter onderbouwing van de reisafstand een uitdraai van de ANWB-routeplanner overgelegd met als vertrekpunt het woonadres van belanghebbende en met als eindbestemming de rechtbank in Breda.
Het is de rechtbank niet gebleken dat belanghebbende met het openbaar vervoer heeft gereisd. Daarnaast heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat de enkele reisafstand voor belanghebbende 64 kilometers is. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding vast op € 35,84 (zijnde 128 kilometers keer € 0,28).
De rechtbank wijst erop dat de inspecteur op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 te vergoeden. Belanghebbende zal zich hiervoor dan ook tot de inspecteur moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 35,84.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 31 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.