ECLI:NL:RBZWB:2022:6442

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
BRE 21_282
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak op bezwaar inzake WOZ-waarde en immateriële schadevergoeding

Op 4 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De zaak betreft de vastgestelde WOZ-waarde van een object voor het kalenderjaar 2020. De belanghebbende had eerder beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 24 december 2020, waarin de WOZ-waarde was vastgesteld op € 499.000,-. De rechtbank had dit beroep ongegrond verklaard op 2 februari 2022. Hierop heeft de belanghebbende verzet ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de waarde verder verlaagd moest worden vanwege gewijzigde omstandigheden door de coronapandemie.

Tijdens de zitting op 21 oktober 2022, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat het verzet ongegrond was, omdat de eerdere uitspraak op bezwaar volledig tegemoet was gekomen aan het voorstel van de belanghebbende. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de eerdere beslissing, vooral omdat de belanghebbende zelf het voorstel had gedaan om de WOZ-waarde te verlagen. De rechtbank merkte op dat de omstandigheden rondom de coronamaatregelen geen reden vormden om de eerdere uitspraak te herzien.

Daarnaast heeft de belanghebbende aanspraak gemaakt op een immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank wees dit verzoek af, omdat er geen sprake was van spanning of frustratie door de volledige tegemoetkoming in bezwaar. De rechtbank besloot het verzet ongegrond te verklaren en wees het verzoek om immateriële schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/282

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2022 op het verzet van

[belanghebbende] , te [plaats 1] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels).

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere van 24 december 2020, betreffende de in de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) vastgestelde waarde voor het kalenderjaar 2020 van het object [object] te [plaats 2] , beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 2 februari 2022 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 21 oktober 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de heffingsambtenaar hebben deelgenomen [heffingsambtenaar 1] en [heffingsambtenaar 2] .

Overwegingen

Vooraf
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank, per e-mail, nadere stukken van de heffingsambtenaar ontvangen. Belanghebbende heeft vervolgens per e-mail ook nadere stukken ingediend. Gelet op de tekst en de aard van de stukken vat de rechtbank het toezenden daarvan niet op als een verzoek om heropening van het onderzoek en de rechtbank ziet daar evenmin aanleiding toe. De rechtbank laat deze stukken dan ook buiten beschouwing. De rechtbank voegt wel een kopie van de stukken toe aan het dossier [1] .
Verzet
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht omdat volledig aan het bezwaar is tegemoetgekomen en geen nadere gronden worden aangevoerd.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep ongegrond is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
In de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar aangegeven dat op 10 mei 2020 een hoorzitting heeft plaatsgevonden en dat belanghebbende daarbij het voorstel heeft gedaan om de WOZ-waarde te verlagen naar € 499.000,-. De heffingsambtenaar heeft vervolgens in de uitspraak op bezwaar dienovereenkomstig beslist. Ter zitting in verzet heeft gemachtigde de vraag gesteld of het juist is dat hij dat voorstel heeft gedaan. De heffingsambtenaar heeft, citerend uit het verslag van de hoorzitting, bevestigd dat het voorstel van gemachtigde zelf kwam. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om daaraan te twijfelen. Des te meer niet omdat gemachtigde voorafgaand aan thans de bestreden uitspraak is gevraagd welk belang belanghebbende heeft en welke gronden hij heeft om – in het licht van een namens belanghebbende zelf voorgesteld en door de heffingsambtenaar aanvaard compromis tegen de uitspraak op bezwaar op te komen.
In verzet voert belanghebbende aan dat de waarde verder omlaag moet omdat er een totaal andere situatie is ontstaan door Covid-19 Corona.
Vast staat dat belanghebbende bij de behandeling van het bezwaar het voorstel heeft gedaan om de WOZ-waarde te verlagen naar € 499.000,- en dat de heffingsambtenaar dienovereenkomstig heeft beslist. Dat voorstel is gedaan op 10 mei 2020 en is daarna in de uitspraak op bezwaar overgenomen. Op dat moment waren er aanzienlijke beperkingen in het economisch en maatschappelijk leven als gevolg van maatregelen tegen corona. Dat, zoals gemachtigde in verzet heeft aangevoerd, Corona alles verandert, is dan ook in het licht van het voorstel dat gemachtigde zelf heeft gedaan en het tijdstip waarop dat is gebeurd, geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 2 februari 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Immateriële schadevergoeding
Belanghebbende maakt aanspraak op vergoeding van immateriële schade vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank merkt hierover op dat gezien de volledige tegemoetkoming in bezwaar er geen sprake kan zijn van spanning en frustratie. Het verzoek wordt daarom afgewezen
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet ongegrond;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 4 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Vgl. artikel 2.16 van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken (Niet-KeI-zaken) 2017.