ECLI:NL:RBZWB:2022:6429

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
21-013289
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 530 Sv na sepot van strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door een verzoeker die op 18 augustus 2021 was geseponeerd na oplegging van een strafbeschikking. De verzoeker had kosten van rechtsbijstand gemaakt ter hoogte van € 90,75 en vroeg daarnaast een forfaitaire vergoeding voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift in raadkamer. De officier van justitie stelde dat het verzoek gedeeltelijk afgewezen moest worden, omdat de strafrechtelijke verdenking aan de verzoeker zelf te wijten was, voortkomend uit het afsteken van vuurwerk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de kosten van rechtsbijstand en de forfaitaire vergoeding billijk waren en heeft het verzoek tot schadevergoeding toegewezen.

De rechtbank overwoog dat, ingevolge artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering, aan de gewezen verdachte een vergoeding kan worden toegekend voor gemaakte kosten, mits er gronden van billijkheid aanwezig zijn. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker recht had op een vergoeding van € 90,75 voor de kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de forfaitaire vergoeding, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 770,75. Dit bedrag zal worden overgemaakt op een rekening ten name van Stichting Beheer Derdengelden.

De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96/035971-20
rk-nummer: 21-013289
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 25 augustus 2021, in de zaak:
[verzoeker]geboren op [geboortedag] 2002,
wonende te [woonplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. B.J.P. van Gils, Willem II straat 70, 5000 AT Tilburg

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 90,75, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 18 augustus 2021;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 8 maart 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. B.J.P. van Gils als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker op 18 augustus 2021 is geseponeerd na oplegging van een strafbeschikking. Verzoeker heeft, aan de hand van een strafrechtelijke verdenking, kosten van rechtsbijstand moeten maken ter hoogte van € 90,75. Daarnaast vraagt verzoeker de forfaitaire vergoeding inzake de kosten met betrekking tot het opstellen, indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift in raadkamer.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek gedeeltelijk afgewezen dient te worden. Er is sprake van een beleidssepot. In onderhavige zaak heeft verzoeker de strafrechtelijke verdenking aan zichzelf te wijten gehad. De verdenking jegens verzoeker is ontstaan naar aanleiding van het afsteken van vuurwerk. Verbalisanten hebben verzoeker vuurwerk af zien steken en verzoeker heeft in zijn verhoor bij politie aangegeven vuurwerk te hebben afgestoken: een stadionfakkel. Uiteindelijk is de strafzaak tegen verzoeker geseponeerd omdat anders dan strafrechtelijk ingrijpen de voorkeur verdiende. Er zijn om die reden geen gronden van billijkheid aanwezig die erop toezien dat de kosten vergoed dienen te worden ten laste van de Staatskas.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Tijdens de behandeling in raadkamer is gebleken dat er twee verschillende standpunten vanuit het Openbaar Ministerie naar de advocaat van verzoeker zijn verzonden. Hieruit zou opgemaakt kunnen worden, gelet op de tweede reactie, dat het Openbaar Ministerie volledige toewijzing van het verzoekschrift adviseerde. De officier van justitie heeft de advocaat laten weten, nu het verzoekschrift alsnog ter behandeling in raadkamer stond gepland, het standpunt in te nemen dat de kosten van rechtsbijstand vergoed zouden worden als de advocaat afstand deed van het forfait. Hier is de advocaat niet akkoord mee gegaan.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 90,75is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Ook voor wat betreft de forfaitaire vergoeding is de rechtbank van oordeel dat het gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken billijk is tot volledige toekenning over te gegaan. Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 770,75, bestaande uit:
- € 90,75 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 770,75zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden [naam] , onder vermelding van “rk-nummer 21-013289”.
Deze beslissing is op 22 maart 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Luijten en J. van ‘t Westende, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).