ECLI:NL:RBZWB:2022:6428

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
02-099323-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling met oplegging van ISD-maatregel

Op 4 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 oktober 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De verdachte, geboren in 1977 en momenteel gedetineerd in de P.I. te Middelburg, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Wouters. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte feit 1, de bedreiging van het slachtoffer op 18 april 2022, wettig en overtuigend bewezen, terwijl er onvoldoende bewijs was voor feit 2, de verduistering van een laptop, waardoor de verdachte van dit feit werd vrijgesproken.

De rechtbank overwoog dat de verdachte via meerdere geluidsfragmenten de aangever met de dood en zware mishandeling had bedreigd, wat leidde tot gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer. De rechtbank nam ook kennis van het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij veelvuldig met justitie in aanraking was gekomen en dat er sprake was van een jarenlange verslavingsproblematiek. De officier van justitie vorderde een ISD-maatregel van twee jaar, terwijl de verdediging zich verzette tegen deze onvoorwaardelijke maatregel. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was voor de bescherming van de maatschappij, gezien het hoge recidiverisico van de verdachte en het falen van eerdere behandeltrajecten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, zonder aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-099323-22
vonnis van de meervoudige kamer van 4 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1977 [geboorteplaats]
nu gedetineerd in de P.I. te Middelburg,
raadsman mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 oktober 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:op 18 april 2022 [slachtoffer] heeft bedreigd;
feit 2:in de periode van 1 maart 2022 tot en met 18 april 2022 de laptop van [slachtoffer] heeft verduisterd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier. Ten aanzien van feit 2 bevat het dossier onvoldoende bewijs om vast te stellen dat verdachte de laptop heeft verduisterd, zodat vrijspraak moet volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van feit 1 geen bewijsverweer gevoerd. Verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2 wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina’s 3 t/m 5 van het proces-verbaal geregistreerd onder proces-verbaalnummer PL2000-2022098981, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Zeeuws-Vlaanderen;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 31 t/m 33 van het proces-verbaal geregistreerd onder proces-verbaalnummer PL2000-2022098981, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Zeeuws-Vlaanderen.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van de laptop. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 18 april 2022 in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd (middels de telefoon en geluidsfragmenten) met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik sta zometeen bij jou voor de deur en dan heb je het geld voor me want ik schiet je door je kanker kop heen jongen" en
"Want ik schiet je kanker kop eraf" en "En als je dat niet doet dan heb je echt een kanker probleem dan knal ik je gewoon voor je kanker lijer" en "Je gaat mij betalen of ik schiet een knie schijf er af goos".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzet zich tegen oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, nu die zich niet verhoudt tot de ernst van het gepleegde feit. Verder heeft verdachte zich in 2021 behandelbaar getoond en was er een voorzichtige stijgende lijn zichtbaar. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden is deze lijn doorbroken en om die reden is de ambulante hulp niet van de grond gekomen. Een voorwaardelijke ISD-maatregel is daarom meer passend. Daarbij kunnen de bijzondere voorwaarden die eerder aan verdachte zijn opgelegd, opnieuw aan hem worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft aangever, met wie hij in conflict was, via meerdere geluidsfragmenten woordelijk met de dood en met zware mishandeling bedreigd. De bedreigingen hebben bij aangever gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Dit volgt ook uit de aangifte, waaruit blijkt dat aangever erg bang is geweest dat verdachte de geuite bedreigingen daadwerkelijk zou gaan uitvoeren. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank overweegt dat uit het strafblad van verdachte van 4 oktober 2022 blijkt dat hij veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het rapport van reclasseringsinstantie GGZ Emergis van 19 juli 2022 en de aanvulling hierop van 11 oktober 2022. Hieruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van een jarenlange en forse verslavingsproblematiek, die in directe relatie staat tot het delictgedrag. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog en ook het risico dat verdachte zich onttrekt aan behandeling en zorg wordt ingeschat als hoog. Verdachte is zevenmaal eerder veroordeeld tot een reclasseringstoezicht, die alle voortijdig negatief zijn geretourneerd. Ook is verdachte tijdens deze toezichten meermalen klinisch behandeld. Tot op heden heeft de hulpverlening niet geleid tot langdurige gedragsverandering. In februari 2022 kreeg verdachte de laatste kans bij Hoeve la Salette. Dit traject is misgelopen. De stijgende lijn waarover de begeleider van de Hoeve la Salette spreekt is met name gericht op de certificaten die verdachte heeft behaald en zijn inzet op de dagbesteding, maar hebben geen effect gehad op het terugdringen van recidive. Daarnaast is het laatste reclasseringstoezicht voortijdig beëindigd toen verdachte wederom gedetineerd raakte. De reclassering is daarom van mening dat zij alle mogelijkheden binnen een voorwaardelijk kader heeft ingezet om te komen tot gedragsverandering of het verminderen van recidive. Dit is ontoereikend gebleken. Geadviseerd wordt om daarom een onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte op te leggen.
Namens de reclassering is ter zitting toegelicht dat de reclassering bij het uitgebrachte advies blijft. Het is binnen een voorwaardelijk kader niet gelukt om tot gedragsverandering te komen, wat mede gelegen is in de verslavingsproblematiek van verdachte. In het verleden is gebleken dat verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt. Gezien wordt dat behandeling wel wordt opgestart, maar niet op gang komt door toedoen van verdachte. Een nieuw reclasseringstoezicht zou voor de reclassering onuitvoerbaar zijn.
Voorts is ter zitting naar voren gebracht dat het aan verdachte opgelegde toezicht zeer moeizaam verliep en verdachte blijft recidiveren. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om in het kader van een voorwaardelijke straf met een toezicht met verdachte aan de slag te gaan.
Aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt de wet een aantal eisen. De rechtbank stelt vast dat aan die eisen wordt voldaan. Immers voor het door verdachte begane misdrijf is voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl hij in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel. Tot slot wordt ook aan de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders) voldaan. Gelet hierop passeert de rechtbank het verweer van de verdediging betreffende de proportionaliteit.
Bij de beantwoording van de vraag of het opleggen van de ISD-maatregel in dit geval passend is omdat er geen alternatieven meer voorhanden zijn, overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van het advies van de reclassering en de toelichting namens de reclassering op zitting stelt de rechtbank vast dat de aan verdachte opgelegde straffen en behandeltrajecten er eerder niet toe hebben geleid dat verdachte zijn gedrag heeft veranderd. Het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel, zoals door de verdediging is bepleit, biedt onvoldoende mogelijkheden om het recidiverisico te beperken. Dat verdachte nu wel tot gedragsverandering kan komen, acht de rechtbank in hoge mate onwaarschijnlijk, onder meer gelet op zijn delictverleden, zijn verslavingsproblematiek en eerdere mislukte behandeltrajecten. De rechtbank ziet geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
De rechtbank zal de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaar. De rechtbank acht deze maximale termijn noodzakelijk, ter optimale bescherming van de maatschappij en gelet op de problematiek van verdachte op meerdere leefgebieden. De rechtbank acht van belang dat er voldoende tijd kan worden genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen om zodoende de kans op het bewerkstelligen van enige gedragsverandering zo groot mogelijk te maken. Ook om die reden zal de rechtbank de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd

- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 november 2022.
Mr. Skalonjic en mr. Kempen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.