ECLI:NL:RBZWB:2022:6427

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
02-163982-22 en 02-173389-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstallen met oplegging van ISD-maatregel

Op 4 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee winkeldiefstallen. De feiten vonden plaats op 1 juli 2022 en 11 juli 2022 in Goes, waar de verdachte respectievelijk twee blikken bier en een croissant heeft gestolen. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 21 oktober 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en de verdachte is schuldig bevonden aan beide diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat meerdere eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten vertoonde. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor een zorgmachtiging. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de recidive te beperken en de maatschappij te beschermen, gezien de hardnekkige problematiek van de verdachte op meerdere leefgebieden. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02-163982-22 en 02-173389-22 (ter terechtzitting gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer van 4 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught,
raadsman mr. L. Verheuvel, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 oktober 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
1 juli 2022 in Goes twee blikken bier bij [winkel 1] heeft gestolen (parketnummer 02-163982-22) en op 11 juli 2022 in Goes een croissant bij [winkel 2] heeft gestolen (parketnummer 02-173389-22).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Beide feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen, gelet op de aangiftes en de verklaring van verdachte. Voor wat betreft het feit onder parketnummer 02-163982-22 kan alleen de diefstal van één blik bier worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Voor beide feiten kan tot een bewezenverklaring worden gekomen. Bij het feit onder parketnummer 02-163982-22 kan alleen de diefstal van één blik bier worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft het bewezenverklaarde bekend. De rechtbank volstaat daarom met de verwijzing naar de bewijsmiddelen in bijlage II.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02-163982-22
op 1 juli 2022 te Goes
éénblik bier, dat aan de [winkel 1] te Goes toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 02-173389-22
op 11 juli 2022 te Goes een croissant die aan [winkel 2] , gevestigd aan [adres] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat aan verdachte een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Een zorgmachtiging is geen geschikt alternatief.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft om aanhouding van de zaak verzocht. Primair om de officier van justitie op te dragen een zorgmachtiging voor te bereiden en subsidiair om het NIFP te laten adviseren over de stoornissen bij verdachte, over de meest geschikte behandeling en over de meest geschikte locatie voor die behandeling.
Mocht de rechtbank het verzoek tot aanhouding niet toewijzen, dan wordt verzocht om de zorgmachtiging ambtshalve af te geven. Verdachte moet als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Een ISD-maatregel is niet passend en komt neer op hard afstraffen. Een zorgmachtiging is een geschikt alternatief om verdachte te behandelen en om het recidivegevaar te kunnen beperken.
Als de rechtbank verdachte wel volledig verantwoordelijk houdt voor de ten laste gelegde feiten, dan is een gevangenisstraf van hoogstens twee weken passend, maar in ieder geval niet langer dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Dergelijke strafbare feiten veroorzaken overlast en schade voor winkeliers. De samenleving ondervindt ook schade van winkeldiefstallen, onder meer doordat de kosten voor het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen diefstallen uiteindelijk door consumenten betaald worden. Door dergelijke feiten te plegen heeft verdachte er blijk van gegeven weinig respect voor andermans eigendom te hebben.
De stelling van de verdediging dat de ten laste gelegde feiten verminderd toe te rekenen zijn aan verdachte, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Een nadere onderbouwing daarvoor ontbreekt. Het enkele feit dat er sprake is van psychische problematiek bij verdachte is daarvoor onvoldoende. De rechtbank gaat bij beide feiten dan ook uit van een volledige toerekenbaarheid.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte van 23 september 2022, waaruit volgt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten en andere strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 29 september 2022. Hieruit volgt dat er bij verdachte sprake is van problematiek op meerdere leefgebieden. Zijn alcoholverslaving, zijn emotioneel functioneren en zijn dakloosheid worden gezien als de voornaamste risicofactoren. Het gebruik of juist de abstinentie van alcohol heeft de afgelopen jaren geleid tot agressief en overlastgevend gedrag in zijn woonplaats en in (forensisch) zorginstellingen. Verdachte is bekend met stemmingsproblematiek, psychotische periodes en met persoonlijkheidsproblematiek.
Verdachte is al jaren bekend bij de reclassering. In totaal legde de rechtbank negen keer een toezicht op. De afgelopen vijf jaar werden er drie toezichten negatief voortijdig beëindigd, omdat verdachte zich niet hield aan de opgelegde bijzondere voorwaarden, waaronder enkele klinische opnames. Verdachte vertoonde tijdens de behandeltrajecten meermaals agressief gedrag naar verplegend/medisch/begeleidend personeel. Ook diverse pogingen om verdachte toe te leiden naar een beschermende woonvorm leidden niet tot een blijvend resultaat. De laatste klinische opname werd in mei 2022 voortijdig afgebroken en daarmee werd ook het reclasseringstoezicht voortijdig negatief geretourneerd. De conclusie van eerder betrokken toezichthouders en adviseurs is eenduidig, namelijk dat er al jaren een hardnekkig patroon is waarbij verdachte zich niet aan afspraken en voorwaarden houdt. Hierdoor is het onmogelijk gebleken om binnen een voorwaardelijk strafdeel recidive te voorkomen. Zowel de kans op herhaling, de kans op letselschade, als de kans op onttrekking worden ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Daarbij moet primair de nadruk gelegd worden op het vinden van een passende
woonvorm en op abstinentie van alcohol en drugs.
Zorgmachtiging of ISD-maatregel?
Zoals de reclassering in haar rapport van 29 september 2022 toelicht, is een zorgmachtiging gericht op stabilisatie van de psychische situatie van verdachte en niet op het verminderen van recidive. Er is bij verdachte sprake van problematiek op meerdere leefgebieden. De rechtbank acht een zorgmachtiging een te beperkt kader om de diversiteit aan recidive verhogende factoren te adresseren. Dit volgt ook uit het feit dat een eerdere zorgmachtiging voortijdig is beëindigd en in dat verband verplicht gestelde zorg niet effectief is gebleken. De rechtbank wijst het verzoek tot het ambtshalve verlenen van een zorgmachtiging af. Het verzoek van de verdediging om aanhouding wordt in het verlengde daarvan eveneens afgewezen.
Aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt de wet een aantal eisen. De rechtbank stelt vast dat aan die eisen wordt voldaan. Verdachte heeft zich namelijk schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Ook is hij, gelet op zijn strafblad, in de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten ten minste drie maal onherroepelijk wegens een misdrijf veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of taakstraf. De bewezenverklaarde feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Verder overweegt de rechtbank dat de in het verleden aan verdachte opgelegde straffen er kennelijk niet toe hebben geleid dat hij zijn gedrag heeft veranderd. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Tot slot overweegt de rechtbank dat verdachte voldoet aan de definitie van ‘stelselmatige dader’, zoals bedoeld in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het openbaar ministerie. Omdat verdachte steeds weer overlast en/of schade veroorzaakt, gaat het belang van de samenleving voor en eist de veiligheid van personen of goederen de oplegging van de ISD-maatregel.
De rechtbank is op grond van de bevindingen van de reclassering en het strafblad van verdachte van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk is. Slechts op die wijze kan verdachte geholpen worden bij zijn problematiek, het recidiverisico worden ingeperkt en de maatschappij tegen verdachte worden beveiligd. Dit kan niet worden bereikt met het opleggen van een (kale) gevangenisstraf.
De rechtbank zal de ISD-maatregel daarom onvoorwaardelijk opleggen voor de duur van twee jaar. De rechtbank acht deze maximale termijn noodzakelijk, ter optimale bescherming van de maatschappij en gelet op de hardnekkige problematiek van verdachte op meerdere leefgebieden. De rechtbank acht van belang dat er voldoende tijd kan worden genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen om zodoende de kans op het bewerkstelligen van enige gedragsverandering zo groot mogelijk te maken.
Ook om die reden zal de rechtbank de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02-163982-22:
diefstal
parketnummer 02-173389-22:
diefstal
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor 2 (twee) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 november 2022.
Mr. Skalonjic en mr. Kempen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.