ECLI:NL:RBZWB:2022:6422

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4441
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar omgevingsvergunning voor legalisatie dierenverblijven

Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert. De eiser had beroep ingesteld omdat het college volgens hem niet tijdig had beslist op zijn bezwaar tegen een omgevingsvergunning voor het legaliseren van dierenverblijven aan de [adres] 60 in [plaatsnaam]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift op 3 februari 2022 was verzonden en op 4 februari 2022 door het college was ontvangen. Het college had uiterlijk op 9 juni 2022 moeten beslissen, maar dit was niet gebeurd. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, omdat het college niet tijdig had beslist.

De rechtbank heeft het college opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Daarnaast is bepaald dat het college een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Ook moet het college het door de eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden en de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 379,50. De rechtbank heeft de zaak als licht gekwalificeerd, gezien de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4441

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Busse),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert(het college).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het college volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar tegen een omgevingsvergunning voor het legaliseren van dierenverblijven / schuilhokken aan de [adres] 60 in [plaatsnaam] .

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Toetsingskader
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Beoordeling beroep niet tijdig beslissen
3. De rechtbank stelt op basis van de overgelegde stukken vast dat eiser het bezwaarschrift op 3 februari 2022 tijdig heeft verzonden en dat het door het college is ontvangen op 4 februari 2022. Het college moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. Omdat er een adviescommissie is, geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. Dat staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb. Bij brief van 24 maart 2022 heeft het college de beslistermijn op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb verlengd met zes weken. Het college had dus uiterlijk op 9 juni 2022 moeten beslissen. Dat een eerder geplande hoorzitting in april niet door kon gaan, maakt die conclusie niet anders. Het had dan op de weg van het college gelegen om de hoorzitting voor 9 juni 2022 opnieuw in te plannen zodat alsnog tijdig op het bezwaar kon worden beslist. Eiser heeft het college op 26 augustus 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
5. Omdat het college nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen.
6. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
7. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de landelijke norm, zoals gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen
8. De rechtbank ziet op grond van artikel 8:55c van de Awb geen aanleiding om de hoogte van een dwangsom vast te stellen vanwege het niet tijdig beslissen, omdat eiser daar in het beroepschrift niet om heeft verzocht.
Proceskosten en griffierecht
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
  • bepaalt dat het college aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 3 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.