ECLI:NL:RBZWB:2022:6411

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
019722-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding niet-ontvankelijk in verband met voorwaardelijk sepot

Op 30 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding dat was ingediend door de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.A.A. Maat. Het verzoekschrift was ingediend op 17 december 2021 en strekte tot toekenning van een schadevergoeding van € 2.720,08, bestaande uit kosten van rechtsbijstand en andere gerelateerde kosten. De verzoeker was opgeroepen maar is niet verschenen tijdens de zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift tijdig en op de juiste wijze was ingediend en dat zij bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, heeft echter aangevoerd dat de verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat er sprake is van een voorwaardelijk sepot. Dit sepot is ingegaan op 21 oktober 2021, en de rechtbank overweegt dat de verzoeker pas na het verstrijken van de proeftijd voor een schadevergoeding in aanmerking kan komen.

De rechtbank concludeert dat de proeftijd van het voorwaardelijk sepot nog niet is verstreken, waardoor de zaak nog niet als beëindigd kan worden beschouwd. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank de verzoeker niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse en is op 30 maart 2022 uitgesproken tijdens een openbare zitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
Parketnummer: 02-141014-21
rk-nummer: 019722-21
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering ingekomen ter griffie op 17 december 2021 in de zaak:
[verzoeker] ,
[woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.A.A. Maat, Wulfaertstraat 3, 4461 HS Goes.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat tot een bedrag van € 2.720,08 ter zake van:
  • de kosten van rechtsbijstand ten bedrage van € 2.308,68
  • de kosten raadsman met betrekking tot de opstelling, indiening en behandeling van het verzoekschrift ter zitting ten bedrag van € 680,00;
  • de kennisgeving voorwaardelijk sepot d.d. 16 september 2021;
  • het proces-verbaal van het onderzoek door de raadkamer van 16 maart 2022, waaruit blijkt dat de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs en de gemachtigd raadsman zijn gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen doch niet bij de behandeling ter zitting verschenen.

2.De beoordeling

Het verzoekschrift is tijdig en op de juiste wijze ingediend.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de zaak is geëindigd met een sepot en dat er gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig zijn om tot een vergoeding van de gevraagde kosten te komen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat sprake is van een voorwaardelijk sepot, waarvan de proeftijd is ingegaan op 21 oktober 2021.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid overweegt de rechtbank als volgt.
Ingeval van een voorwaardelijk sepot kan de verzoeker niet eerder dan nadat de proeftijd is verstreken, zonder dat verzoeker de algemene voorwaarden heeft overtreden, voor een schadevergoeding in aanmerking komen. De zaak is niet beëindigd zolang de proeftijd van de strafrechtelijke bemiddelingsovereenkomst niet is verstreken.
De rechtbank constateert dat in de onderhavige zaak sprake is van een voorwaardelijk sepot onder voorwaarde op 16 september 2021, met een proeftijd van één jaar, welke proeftijd is ingegaan op 21 oktober 2021.
Nu de proeftijd nog niet is verstreken, is de zaak nog niet beëindigd en zal de rechtbank verzoeker niet ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beslissing is op 30 maart 2022 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).