ECLI:NL:RBZWB:2022:6402

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5480
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake wijziging basisregistratie personen

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van 7 oktober 2021 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, waarin zijn verzoek om wijziging van zijn gegevens in de basisregistratie personen (Brp) werd afgewezen. Op 7 september 2022 heeft verweerder aan verzoeker meegedeeld dat zijn verzoek tot correctie van de Brp alsnog is verwerkt. Hierop heeft verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om hierop te reageren.

De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten.

De rechtbank concludeert dat uit het e-mailbericht van 7 september 2022 blijkt dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen. Daarom heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de door verzoeker gemaakte proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.841,-. Tevens overweegt de rechtbank dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 181,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en openbaar gemaakt op 2 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5480 BRP
uitspraak van 2 november 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. A.H. Diels,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 7 oktober 2021 (bestreden besluit) van verweerder inzake de afwijzing van zijn verzoek om wijziging van zijn gegevens in de basisregistratie personen (Brp).
In het e-mailbericht van 7 september 2022 heeft verweerder aan verzoeker meegedeeld dat zijn verzoek tot correctie van de Brp alsnog is verwerkt.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het e-mailbericht van 7 september 2022 dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.841,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 541,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 181,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.841,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 2 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.