Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 1.430,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
- € 1.848,00, voor vergoeding van vermogensschade;
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 96,10, voor vergoeding van reiskosten;
- € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- het vonnis van de meervoudige strafkamer van 10 juni 2021 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de stukken waaruit blijkt dat verzoeker in verzekering en in bewaring is gesteld;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De beoordeling
dagen in verzekering en voorlopige hechtenisdoorgebracht, waarvan drie op het politiebureau en acht dagen in het Huis van Bewaring, maar alle in beperking. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
€ 1.430,00.
€ 1.568,00.
€ 96,10toe.
€ 680,00toegekend.
3. De beslissing
€ 2.998,00, bestaande uit:
€ 3.774,10zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden R.M. van Breemen, Advocatenkantoor Van Breemen onder vermelding van “ [betalingskenmerk] ”.