In deze zaak heeft de kantonrechter te Breda op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Dichtbij B.V., als bewindvoerder van een onder bewind gestelde persoon, en Infomedics B.V., die vorderingen had ingesteld voor onbetaalde tandartskosten. Infomedics had een vordering ingediend tegen Dichtbij, die als bewindvoerder optrad voor de onderbewindgestelde, voor een bedrag van € 149,81, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter had eerder op 9 februari 2022 in een verstekvonnis de vordering van Infomedics toegewezen, maar Dichtbij kwam in verzet tegen dit vonnis.
De kern van het geschil draaide om de vraag of de tandartskosten verhaald konden worden op de onder bewind gestelde goederen. De kantonrechter oordeelde dat de tandarts, die de behandeling had uitgevoerd, het bewind kende of behoorde te kennen, en dat er geen medewerking was van de bewindvoerder of een machtiging van de kantonrechter voor de behandeling. Hierdoor kon de vordering van Infomedics niet op de onder bewind staande goederen worden verhaald, conform artikel 1:440 BW. De kantonrechter vernietigde het eerdere verstekvonnis en wees de vordering van Infomedics af, waarbij hij ook oordeelde dat eventuele schade voortvloeiende uit onrechtmatig handelen van de bewindvoerder niet op de onder bewind staande goederen kon worden verhaald.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zorgverleners in relatie tot onder bewind gestelde personen en de noodzaak om het Centraal curatele- en bewindregister te raadplegen voordat medische behandelingen worden uitgevoerd. De kantonrechter concludeerde dat de tandarts niet gerechtvaardigd had mogen vertrouwen op de ondertekening van de kostenbegroting zonder de medewerking van de bewindvoerder. Infomedics werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.