ECLI:NL:RBZWB:2022:6313

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
02/108307-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens handel in en bezit van harddrugs en softdrugs, wapenbezit en psychische omstandigheden

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van grote hoeveelheden harddrugs en softdrugs, het voorhanden hebben van een wapen en munitie van categorie III, en het medeplegen van handel in deze verdovende middelen. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische problematiek en vergevorderde zwangerschap, meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 360 dagen, waarvan 175 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uren opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de bijdrage van de verdachte aan de drugsindustrie niet kon worden genegeerd, maar dat haar persoonlijke omstandigheden zwaarwegende redenen waren om van de geëiste straf af te wijken. De verdachte had eerder geen strafblad en was gemotiveerd voor behandeling en begeleiding, wat de rechtbank als positief beschouwde. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen telefoon gelast en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/108307-22
vonnis van de meervoudige kamer van 31 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, locatie Ter Peel
raadsman mr. I. Azarkan, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 oktober 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: het opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs;
feit 2: het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs;
feit 3: het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van categorie III;
feit 4: het medeplegen van handel in harddrugs;
feit 5: het medeplegen van handel in softdrugs.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vijf tenlastegelegde feiten.
Voor feit 2 gaat zij, anders dan in de tenlastelegging is opgenomen, uit van 617,4 gram cocaïne en 179,4 gram amfetamine, zoals blijkt uit het door haar bij requisitoir overgelegde overzicht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van alle vijf de tenlastegelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, afkomstig uit het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2022110183 van de politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 t/m 359.
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij zij voor feit 1 en 2 is uitgegaan van de hoeveelheden verdovende middelen zoals blijken uit het door de officier van justitie bij requisitoir overgelegde overzicht.
Feit 1
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 17 oktober 2022;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant 1] [1] ;
- de kennisgevingen van inbeslagneming [2] .
Feit 2
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 17 oktober 2022;
- de kennisgevingen van inbeslagneming [3] ;
- het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut [4] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] [5] .
Feit 3
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 17 oktober 2022;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant 5] [6] ;
- de kennisgevingen van inbeslagneming [7] .
Feiten 4 en 5
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 17 oktober 2022;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant 1] [8] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant 4] [9] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 30 april 2022 te Oosterhout opzettelijk aanwezig heeft gehad 2090 gram hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
op 30 april 2022 te Oosterhout opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5750 gram bevattende MDMA en 179,4 gram bevattende amfetamine en 617,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en amfetamine en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
op 30 april 2022 te Oosterhout een wapen van categorie III, te weten een gaspistool (merk Walther, type P22, kaliber 9 mm P.A.K.) en munitie van categorie III, te
weten 6 knalpatronen (merk WADIE, kaliber 9 mm P.A.K.) en 25 kogelpatronen (merk Remington, kaliber .22 LR) en 16 kogelpatronen (merk Sellier & Bellot en GFL, kaliber 6.35 mm Browning) en een patroonmagazijn (merk Sig Sauer), voorhanden heeft gehad;
4
op tijdstippen in de periode van 14 juli 2021 tot en met 30 april 2022 te Oosterhout tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, telkens opzettelijk, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5
op tijdstippen in de periode van 14 juli 2021 tot en met 30 april 2022 te Oosterhout tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, telkens opzettelijk, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Gelet op de grote hoeveelheden verdovende middelen, de ernst van de feiten en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie is de officier van justitie van mening dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de duur van het voorarrest opgelegd moet worden. Zij ziet in de zwangerschap van verdachte geen omstandigheid om een lagere gevangenisstraf te eisen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank de eis van de officier van justitie niet te volgen vanwege de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten haar zwangerschap, haar psychische gesteldheid ten tijde van de feiten, haar spijtbetuiging, de (financiële) gevolgen van haar handelen voor haarzelf en haar ouders en de omstandigheid dat verdachte first offender is. De verdediging verzoekt om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van grote hoeveelheden harddrugs en softdrugs, het voorhanden hebben van een wapen en munitie van categorie III en het medeplegen van handel in harddrugs en softdrugs. Dit zijn ernstige feiten. Verdachte heeft hierdoor een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de drugsindustrie. De samenleving ondervindt hier hinder van, nu het drugsgebruik niet alleen gezondheidsrisico’s voor de gebruikers met zich brengt, maar ook (vermogens)criminaliteit om in drugsgebruik te kunnen voorzien, waardoor gevoelens van onveiligheid ontstaan. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
6.3.2
De persoon van verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Er is volgens de reclassering geen sprake van een delictpatroon.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 4 oktober 2022.
Hieruit blijkt dat verdachte door een (fysieke) aandoening naar eigen zeggen moeilijk betaald werk kan verrichten. Zij is afhankelijk van een bijstandsuitkering. Verder zijn er zorgen op het gebied van haar psychosociaal functioneren. Ze had zich voorafgaand aan de aanhouding en de detentie al aangemeld bij de GGZ vanwege haar psychische problemen en complexe PTSS. Verdachte had altijd al moeite met het stellen van grenzen en het voor zichzelf opkomen, maar rond de periode van de delicten zat zij niet goed in haar vel waardoor ze onstabiel was en zich heeft laten meeslepen. Mede ingegeven door de verantwoordelijkheid voor haar kind in de toekomst, ziet zij in dat zij handvatten nodig heeft om weerbaarder te worden. Zij is gemotiveerd voor behandeling en training op het gebied van cognitieve vaardigheden. Daarnaast ondervindt verdachte veel steun van haar moeder en stiefvader, bij wie ze kan wonen na haar detentie, nu ze haar eigen woning kwijt is. Gelet op dit alles wordt het recidiverisico ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, bestaande uit een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een ambulante behandeling.
6.3.3
De straf
De door de officier van justitie geëiste straf is alleszins redelijk en in beginsel gerechtvaardigd voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte zwaarwegende redenen om daarvan af te wijken in voor verdachte positieve zin. De feiten blijken namelijk (mede) voort te komen uit de psychische problematiek van verdachte. Hierdoor was zij onstabiel en beïnvloedbaar. Dit, in combinatie met haar financiële situatie, heeft ertoe geleid dat zij door anderen kennelijk is gebruikt om voor hen niet alleen de verdovende middelen, het verpakkingsmateriaal en het wapen en de munitie in haar woning te bewaren, maar ook te handelen in verdovende middelen door die middelen af en toe te bezorgen op aangegeven plekken. Om ervoor te zorgen dat verdachte niet opnieuw het criminele pad op zal gaan, is behandeling en begeleiding noodzakelijk gebleken, hetgeen de nodige tijd in beslag zal nemen. Verdachte staat daar ook voor open en had zich zelfs al aangemeld bij GGZ. Daarnaast is verdachte op dit moment zwanger en is zij voor medio december uitgerekend. De voorlopige hechtenis heeft zij als extra zwaar ervaren, nu zij nagenoeg haar hele zwangerschap in detentie heeft doorgebracht. Verder is verdachte alleenstaand en zal de zorg voor haar kind dan ook voornamelijk op haar neerkomen met hulp van haar moeder en stiefvader. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte haar handen vol heeft aan zichzelf en de rechtbank er vertrouwen in heeft dat zij haar les heeft geleerd en zich niet nogmaals schuldig zal maken aan strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte zwaar wegen en dat het niet wenselijk is dat verdachte nog langer in detentie moet verblijven. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die ongeveer gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, te weten 185 dagen. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen zodat via bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, behandeling en begeleiding mogelijk worden gemaakt. Zij acht hiervoor een voorwaardelijke gevangenisstraf van 175 dagen met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Om wel recht te doen aan de ernst van de begane feiten en om verdachte ook na haar detentie te confronteren met de consequenties van haar handelen, acht de rechtbank daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, op zijn plaats.
Gelet op de hiervoor bepaalde straf volgt dat een schorsing van de voorlopige hechtenis niet aan de orde is en dit verzoek van de verdediging wordt afgewezen.

7.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de telefoon (Apple iPhone – goednummer 2455834) aan verdachte, aangezien de telefoon onder verdachte in beslag is genomen en het Openbaar Ministerie reeds tot teruggave aan verdachte heeft besloten, zo blijkt uit de verklaring van verdachte ter zitting.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 4:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 5:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 175 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen twee werkdagen nadat zij in vrijheid is gesteld zal melden bij Reclassering Nederland, Langendijk 34, 4819 EW Breda en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* dat verdachte zich laat behandelen door de Kijvelanden (Forensisch Psychiatrische Poli) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat, indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
Apple iPhone – goednummer 2455834;
Voorlopige hechtenis
- wijst af het schorsingsverzoek van de verdediging;
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 oktober 2022.
mr. M.E.I. Beudeker is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 135.
2.De geschriften, inhoudende de kennisgevingen van inbeslagneming, eindproces-verbaal p. 274-280.
3.De geschriften, inhoudende de kennisgevingen van inbeslagneming, eindproces-verbaal p. 289, 295-306, 309-318, 327- 336, 343 en 344.
4.De geschriften, zijnde de deskundigenrapporten van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2022.05.24.057, d.d. 24 mei 2022, eindproces-verbaal p. 149-162.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 142-148.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 173-176.
7.De geschriften, inhoudende de kennisgevingen van inbeslagneming, eindproces-verbaal p. 266, 268, 272, 307, 345.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 198-249.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 20-22.