In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 oktober 2022, wordt het beroep van een inwoner van Duitsland tegen een definitieve aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017 beoordeeld. De inspecteur van de belastingdienst had op 17 februari 2021 een definitieve aanslag opgelegd, waartegen de belanghebbende bezwaar had gemaakt. De rechtbank behandelt het beroep, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was op de zitting, maar wel op de hoogte was gesteld van de zitting. De rechtbank concludeert dat de aanslag terecht is opgelegd, omdat de pensioeninkomsten van de belanghebbende de drempel van 15.000 euro overschrijden, waardoor de Nederlandse heffingsbevoegdheid niet beperkt is door het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland. De rechtbank wijst ook op het feit dat de financiële omstandigheden van de belanghebbende geen invloed hebben op de rechtmatigheid van de aanslag. Uiteindelijk wordt het beroep ongegrond verklaard, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.