ECLI:NL:RBZWB:2022:6303

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
02/016421/22 en 02/168768/22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal auto, mishandeling en bezit van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp met ontslag van rechtsvervolging en TBS met voorwaarden

Op 31 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal van een auto, mishandeling en het voorhanden hebben van een nepwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in de PI Vught, op 26 november 2021 een Toyota Aygo heeft gestolen met behulp van een gestolen autosleutel. Daarnaast heeft hij op 2 november 2021 geprobeerd een persoon zwaar te mishandelen door deze bij de keel te grijpen en dicht te knijpen. Tevens had hij op 10 december 2021 een nabootsing van een vuurwapen in zijn bezit. Tijdens de zitting op 17 oktober 2022 heeft de officier van justitie, mr. T. Kint, de feiten als wettig en overtuigend bewezen aangemerkt, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor de poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk niet strafbaar geacht vanwege een psychotische stoornis en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Wel is de maatregel van TBS met voorwaarden opgelegd, waarbij de verdachte zich moet houden aan diverse voorwaarden zoals het niet plegen van strafbare feiten en het meewerken aan reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor de geleden schade door de mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/016421-22 en 02/168768-22 (gevoegd ter terechtzitting)
vonnis van de meervoudige kamer van 31 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de PI Vught, Lunettenlaan 501, 5263 NT Vught,
raadsman mr. J.H.P.M. Verhagen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 oktober 2022, waarbij de officier van justitie, mr. T. Kint, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlasteleggingen

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging van parketnummer 02/016421-22 is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De verdenking komt er, met inachtneming van deze wijziging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 02/016421-22:
Feit 1: een auto heeft gestolen met behulp van de gestolen autosleutel;
Feit 2: iemand heeft geprobeerd (zwaar) te mishandelen;
Parketnummer 02/168768-22:
- een nabootsing van een pistoolmitrailleur voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van de feiten onder parketnummer 02/016421-22 baseert zij zich bij feit 1 op de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 1] , de bevindingen met betrekking tot het aantreffen van de auto en de bekennende verklaring van verdachte. Ten aanzien van feit 2 acht zij het primaire feit, de poging zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [slachtoffer] en de ondersteunende verklaring van getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij door verdachte bij de nek werd gegrepen en dat zijn keel werd dichtgeknepen, waardoor hij geen lucht kreeg, niet meer kon ademen en dacht dat hij doodging. De getuige heeft ook gezien dat aangever moeite had met ademhalen en zag dat verdachte heel hard kneep. Ook zij dacht dat aangever dood zou gaan. Door dit handelen heeft verdachte voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het feit onder parketnummer 02/168768-22 baseert de officier van justitie zich op het aangetroffen wapen van verdachte, het rapport over het wapen en de verklaring van verdachte dat hij het wapen had aangeschaft en dat hij wist dat het in zijn woning lag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Er is geen sprake van opzet dan wel voorwaardelijk opzet op het toebrengen daarvan. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte aangever zo hard en zo lang bij de keel heeft gegrepen en geknepen dat kan worden gesproken van een reële kans op zwaar lichamelijk letsel. Ook is verdachte zelf gestopt en vervolgens weggegaan. Ook dat duidt erop dat hij niet het opzet dan wel het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voor de overige feiten heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02/016421-22 :
Feit 1:
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto heeft gestolen met gebruik van de autosleutel die hij daarvoor had weggenomen.
Feit 2:
De feitelijke handelingen:
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij heeft geduwd en geslagen met de paraplu tegen het lichaam van [slachtoffer] . Gelet op deze verklaring, de inhoud van de aangifte en de getuigenverklaring, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het met kracht duwen. Ten aanzien van het slaan met de paraplu heeft verdachte verklaard dat hij denkt dat hij tegen de schouder heeft geslagen. Echter, nu zowel aangever als [getuige 2] hebben verklaard dat er tegen het hoofd is geslagen, is daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Verdachte heeft gesteld dat hij zich niet kan herinneren dat hij aangever bij de keel heeft gegrepen en deze heeft dichtgeknepen. Aangever en [getuige 2] hebben eensluidend verklaard over het grijpen naar de keel en het meermalen dichtknijpen ervan. Gelet hierop, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever meermalen met kracht bij de keel heeft gegrepen en de keel heeft dichtgeknepen.
Kwalificatie van deze handelingen:
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of het grijpen naar de keel en het dichtknijpen van de keel voldoende is om te komen tot een poging om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zoals dit primair is tenlastegelegd. Voor een bewezenverklaring daarvan dient vast te staan dat er met het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven is geroepen en dat verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard. Uit het dossier noch uit het door de politie waargenomen letsel, te weten wat schrammen in de nek bij [slachtoffer] , is te herleiden met welke intensiteit er is geknepen. Er zit evenmin een medische verklaring in het dossier over de precieze aard en omvang van het letsel en over de eventuele duur van het herstel. Gelet hierop zijn er onvoldoende aanknopingspunten in het dossier om vast te kunnen stellen dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het primair ten laste gelegde feit.
Het subsidiaire feit, de mishandeling, acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met kracht meermalen de keel heeft dichtgeknepen, met kracht heeft geduwd en met een paraplu tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen, die daardoor pijn heeft ondervonden.
Parketnummer 02/168768-22 – nepwapen voorhanden hebben:
Gelet op het proces-verbaal waarin het wapen wordt beschreven en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde wapen voorhanden heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/016421-22:
1.
op 26 november 2021 te Breda een personenauto, merk Toyota, Type Aygo, kenteken
[kenteken] en een autosleutel, die aan [slachtoffer 2] , toebehoorden heeft
weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik maken van een bij die auto horende autosleutel;
2.
op 2 november 2021 te Breda, , [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen,
- met kracht de keel dicht te knijpen en
- ( met kracht) te duwen en
- met een paraplu, tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan;
Parketnummer 02/168768-22:
op 10 december 2021 te Breda, een wapen als bedoeld in
art. 2 lid 1 van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie gelet op 3, onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een vuurwapen, te weten een nabootsing van een pistoolmitrailleur, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een Ingram MAC-11 pistoolmitrailleur voorhanden heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Dit geldt voor het jaartal bij het feit onder parketnummer 02/168768-22, zoals ter zitting is besproken. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
Strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
Strafbaarheid van de dader
Door [psychiater 1] en [psychiater 2] is op 29 juli 2022 op basis van de feiten onder parketnummer 02/016421-22 een rapport opgesteld. De psychiaters hebben geconstateerd dat er bij betrokkene sprake is van een psychotische stoornis in het kader van schizofrenie en stoornissen in het gebruik van cocaïne, cannabis en alcohol. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde feit. Toen was sprake van een acute ontregeling door een ernstig psychotisch toestandsbeeld met religieuze, megalomane en paranoïde wanen en visuele en auditieve hallucinaties en bizar gedrag. Er was sprake van een overweldigende invloed van zijn ernstige psychotische symptomen op zijn denken, oordeels- en kritiekvermogens en wils- en keuzevrijheid. Daarnaast was sprake van dermate langdurig en problematisch middelengebruik dat verweven was met zijn psychoses, zodat verdachte niet meer of in slechts beperkte mate nog keuzevrijheid had. De psychiaters hebben geadviseerd om verdachte het tenlastegelegde niet toe te rekenen.
[psycholoog] heeft in haar rapport van 8 augustus 2022 eveneens geconcludeerd tot ontoerekeningsvatbaarheid vanwege de tijdens het plegen van de feiten aanwezige psychotische stoornis bij verdachte.
De officier van justitie heeft zich, gelet op voornoemde rapportages op het standpunt gesteld dat verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht voor de gepleegde feiten. Wat betreft de officier van justitie geldt dit eveneens voor het feit onder parketnummer
02/168768-22.
Alles afwegende, stelt de rechtbank, in lijn met de officier van justitie, vast dat vanwege de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van verdachte, de bewezenverklaarde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Dit geldt wat de rechtbank betreft ook voor het feit onder parketnummer 02/168768-22. Verdachte heeft ter zitting verteld dat hij het wapen had aangeschaft omdat hij bang en paranoïde was en zich wilde kunnen verdedigen. Hij dacht dat de wereld zou vergaan. Dit feit is veertien dagen na de autodiefstal gepleegd en de rechtbank is van oordeel dat, gelet op dit korte tijdsbestek en de verklaring van verdachte over zijn geestestoestand op dat moment, er een grote overeenkomst lijkt te zijn tussen deze geestestoestand van verdachte bij onderhavig feit en de feiten onder het andere parketnummer.
De rechtbank acht verdachte wat betreft alle drie de feiten daarom niet strafbaar en zal verdachte wat betreft deze drie feiten ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.Opleggen van een maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel van tbs met voorwaarden, waarbij als voorwaarden hebben te gelden de door de reclassering in het reclasseringsrapport van 23 september 2022 genoemde voorwaarden en aangevuld ter zitting, te weten: geen strafbare feiten plegen, meewerken aan het reclasseringstoezicht, meewerken aan een time-out, niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, een opname in een zorginstelling, FPA Reinier van Arkel of een vergelijkbare instelling, aansluitend ambulante behandeling, begeleid wonen of wonen in een maatschappelijke opvang en een verbod op het gebruik van drugs en alcohol. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel gevorderd en heeft daarnaast ook de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de te bewijzen feiten, de mishandeling, diefstal en het wapenbezit, dermate “lichte” feiten zijn dat daarvoor geen tbs dient te worden opgelegd. Deze feiten rechtvaardigen in de visie van de verdediging geen tbs-maatregel.
Er is al een zorgmachtiging opgelegd in een civielrechtelijk traject en deze is verlengd tot en met 23 juni 2023 en deze zorgmachtiging biedt voldoende waarborg voor verdachte om hem te behandelen en het recidiverisico laag te houden. Immers, bij gevaarlijk gedrag kan hij ook onder de zorgmachtiging worden opgenomen. Het opleggen van tbs met voorwaarden is disproportioneel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat verdachte niet strafbaar is, kan aan hem geen straf worden opgelegd. De rechtbank dient te onderzoeken of aan verdachte een maatregel dient te worden opgelegd.
[psychiater 1] en [psychiater 2] hebben in de onder 5.2 genoemde rapportage gesteld dat het recidiverisico hoog is. De belangrijkste factoren om het recidiverisico te verkleinen zijn het abstinent blijven van middelen en het gebruiken van medicatie tegen de schizofrenie. Het recidiverisico kan worden beperkt door een opname met een zorgmachtiging op basis van artikel 2.3 Wet forensische zorg of – indien dit niet haalbaar is – door oplegging van tbs met voorwaarden. [psycholoog] heeft in haar rapportage eveneens gesteld dat het recidiverisico, het toekomstig risico op gewelddadig gedrag, hoog is. Het is van belang dat verdachte geen drugs gebruikt en de anti psychotische medicatie, die hij thans gebruikt, blijft gebruiken. Verdachte voelt zich met deze medicatie en nu hij in detentie geen drugs gebruikt, psychisch stabiel. De psycholoog adviseert, gelet op de chronische aard en complexiteit van de problematiek van verdachte, zijn kwetsbaarheid en het hoge recidivegevaar op gewelddadig gedrag, tbs met voorwaarden. Volgens haar rapport heeft zij contact gehad met de reguliere GGZ, waarbij is aangegeven dat zij niet de juiste forensische expertise hebben voor verdachte. Naar de mening van de psycholoog biedt een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte GGZ, waarbij betrokkene in een forensisch psychiatrisch centrum wordt geplaatst, dan ook onvoldoende mogelijkheden om het recidiverisico terug te brengen naar een aanvaardbaar niveau. Een tbs met voorwaarden is dan meer passend.
Gelet op de adviezen van de deskundigen en de reclassering, toetst de rechtbank of aan de voorwaarden is voldaan om tbs met voorwaarden op te leggen en zal zij onderzoeken of de oplegging van deze maatregel in het onderhavige geval passend is.
Voor het kunnen opleggen van tbs met voorwaarden moet aan een aantal vereisten zijn voldaan, te weten:
er dient sprake te zijn van een tbs-waardig delict: een misdrijf bedreigd met ten minste vier jaar gevangenisstraf of dat is genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1, van het Wetboek van Strafrecht;
er dient sprake te zijn van een verdachte bij wie ten tijde van het delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel (gevaarscriterium);
verdachte dient zich bereid te hebben verklaard tot naleving van de voorwaarden en
er is een recente multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt.
De rechtbank stelt vast dat feit 1 onder parketnummer 02/016521-22 (de diefstal van de auto) een misdrijf is waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, oplegging van de tbs-maatregel mogelijk is. Aan het eerste vereiste voor het opleggen van een tbs met voorwaarden is dan ook voldaan. De rechtbank volgt de deskundigen in hun hierboven genoemde conclusie dat bij verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en legt die ten grondslag aan haar oordeel. Daarmee is ook aan het tweede vereiste voldaan.
Vervolgens ligt de vraag ter beantwoording voor of – ter bescherming van de maatschappij – tbs met voorwaarden aangewezen is.
Er is een (civielrechtelijke) zorgmachtiging afgegeven tot en met 23 juni 2023. De verdediging heeft betoogd dat verdachte binnen deze zorgmachtiging ook behandeling en begeleiding kan krijgen en dat het disproportioneel is om voor de relatief lichte strafbare feiten tbs met voorwaarden op te leggen.
De deskundigen hebben in hun rapportages en ook tijdens hun mondelinge toelichting op de zitting gemotiveerd aangegeven waarom tbs met voorwaarden aangewezen is. [psychiater 1] heeft desgevraagd betoogd dat bij een zorgmachtiging een instelling zich richt op behandeling van de problematiek en dat daarbij niet wordt gekeken naar het recidiverisico. [psycholoog] heeft ter zitting, zoals ook in haar rapportage, betoogd dat tbs met voorwaarden aangewezen is. Een zorgmachtiging is volgens de deskundige te beperkt omdat er ook na een klinische opname op diverse leefgebieden hulp moet komen, teneinde een terugval in middelengebruik en de daarbij toenemende kans op psychoses te voorkomen. Tbs met voorwaarden biedt, anders dan de zorgmachtiging, ook na de klinische opname een kader waarin verdachte verder begeleid wordt met onder meer ambulante behandeling, toezicht op het drugs en alcoholverbod en met hulp bij het vinden van passende huisvesting.
Gelet op de inhoud van de besproken rapporten van de deskundigen en de reclassering acht de rechtbank de problematiek van verdachte zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om hem onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen ten aanzien van de op te leggen maatregel over. De rechtbank begrijpt uit de rapportages en de mondeling ter zitting gegeven toelichting dat de problematiek van verdachte complex is en bij onvoldoende hulpverlening na een klinische opname het gevaar bestaat dat verdachte weer drugs gaat gebruiken en psychisch decompenseert. Na een klinische opname is het volgens de deskundigen van belang dat er sprake is van een gefaseerde resocialisatie waarbij verdachte langere tijd begeleid kan worden. De deskundigen hebben gemotiveerd aangegeven dat een zorgmachtiging daartoe onvoldoende mogelijkheden biedt.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, een tbs met voorwaarden het “optimum remedium” om de kans op herhaling tot een voor de maatschappij aanvaardbaar niveau terug te brengen.
Gemaximeerde tbs
Nu de tbs wordt opgelegd voor een diefstal van een auto, gaat de totale duur van de maatregel terbeschikkingstelling een periode van vier jaar niet te boven, omdat het misdrijf niet gericht is tegen of een gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank merkt hierbij op dat zij, ondanks de angst bij verdachte voor een mogelijke omzetting naar een tbs met dwangverpleging, de overtuiging heeft dat de tbs met voorwaarden voor verdachte het meest passende kader is, waarmee hij ook de juiste begeleiding krijgt, ná zijn behandeling binnen een klinische opname, om op een goede en veilige manier terug te kunnen keren in de maatschappij.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte de maatregel vantbs met de door de reclassering in haar rapport van 23 september 2022 genoemde en hieronder uitgeschreven voorwaarden opleggen.
De reclassering heeft laten weten dat verdachte (in het kader van tbs met voorwaarden) zo snel mogelijk geplaatst kan worden bij FPA de Coornhert (Reinier van Arkel groep) omdat er thans een plaats beschikbaar is. Dat is redengevend geweest voor de rechtbank om de voorlopige hechtenis van verdachte te schorsen met ingang van het moment dat hij daar geplaatst kan worden, welke beslissing al afzonderlijk is opgemaakt en gegeven. Om die reden zal de rechtbank geen dadelijke uitvoerbaarheid gelasten. Immers, nu verdachte al klinisch geplaatst zal worden, of inmiddels zijn, bij FPA de Coornhert, vervalt het belang van dadelijke uitvoerbaarheid. De rechtbank ziet eveneens geen reden om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen nu niet onderbouwd is door de reclassering of de officier van justitie welk gedrag dan na het einde van de tbs-maatregel beïnvloed zou moeten worden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij
[slachtoffer]vordert een totale schadevergoeding van € 1.983,65 voor feit 2 onder parketnummer 02/016421-22. Deze vordering bestaat uit € 233,65 aan materiële schade en een bedrag van € 1.750,= aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De materiële schade voor een bedrag van € 233,65 is integraal toewijsbaar. De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.000,=, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Dit schadebedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
2 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de vordering van immateriële schade voor het overige, €750, afwijzen.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, een eenheid munitie, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot dit voorwerp. Verder is dit voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 38, 38a, 300en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 van parketnummer 02/016421-22 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/016421-22:
feit 1:Diefstal, waarbij de verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 2 subsidiair:Mishandeling;
Parketnummer 02/168768-22:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
* verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
-verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
- verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan
aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te
helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
- verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die
contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
* verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
*verdachte laat zich opnemen in of een forensische zorginstelling zoals Reinier van Arkel, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start bij aanvang tbs. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) of soortgelijk, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken , met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
*verdachte laat zich behandelen door een nader te bepalen forensische ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start in aansluiting op de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* verdachteverblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start in aansluiting op de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* verdachte gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
een eenheid munitie (G2437228);
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 1.233,65,waarvan € 233,65 aan materiële schade en € 1.000,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering voor het overige af.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] (feit 2 onder parketnummer 02-016421-22), € 1.233,65te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
22 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 oktober 2022.
Mr. Donders en mr. Beudeker zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.