ECLI:NL:RBZWB:2022:6300

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 18_2965 en 19_743
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de WIA en de gevolgen voor de uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2022, betreft het een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S.J.W.C. Lipman, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van het UWV inzake de beëindiging van zijn WIA-uitkering per 30 mei 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen toestemming heeft gegeven voor het verstrekken van medische gegevens aan zijn werkgever, wat heeft geleid tot beperkingen in de kennisname van deze gegevens. Tijdens de zitting op 15 januari 2020 is het onderzoek gesloten, maar later heropend om een deskundige te raadplegen. De deskundige concludeerde dat eiser vanwege zijn medische klachten niet meer dan halve dagen kan werken, wat in strijd is met de eerdere beoordeling van het UWV dat eiser tot 5 uur per dag en 25 uur per week kan werken.

De rechtbank heeft de bestreden besluiten I en II niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze zijn gewijzigd door het UWV in bestreden besluit III. Dit besluit, dat aan eiser een WIA-uitkering toekent naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 67,8%, is door de rechtbank vernietigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende functies zijn om de functieduiding op te baseren, en heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vastgesteld op 100%. Eiser heeft recht op een loonaanvullingsuitkering naar de klasse 80 tot 100% met terugwerkende kracht vanaf 30 mei 2018. Het UWV is veroordeeld tot het vergoeden van de griffierechten en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 18/2965 WIA en 19/743 WIA

uitspraak van 31 oktober 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser,

gemachtigde: mr. S.J.W.C. Lipman (alleen in de beroepszaak met zaaknummer 19/743)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam werkgever], te [plaatsnaam 2] , (werkgever)
gemachtigde: mr. A. Lippinkhoff.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van 29 maart 2018 (bestreden besluit I) en
3 januari 2019 (bestreden besluit II) van het UWV inzake de beëindiging van zijn uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van
30 mei 2018.
Eiser heeft geen toestemming verleend om de werkgever kennis te nemen van stukken die medische gegevens bevatten. Bij verschillende beslissingen heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaald dat de werkgever van die stukken geen kennis mag nemen en dat kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechtbank bijzondere toestemming heeft verkregen. De rechtbank heeft aan
mr. A. Lippinkhoff bijzondere toestemming verleend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 15 januari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J.C. Rademakers. Derde partij is niet verschenen. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
Op 16 januari 2020 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om een deskundige te raadplegen.
De deskundige heeft op 14 december 2020 gerapporteerd.
Bij besluit van 7 juli 2021 (bestreden besluit III) heeft het UWV de bestreden
besluiten I en II gewijzigd. Aan eiser wordt met ingang van 30 mei 2018 een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de beroepen mede gericht tegen dit besluit.
Op 29 juni 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Op 26 juli 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om aan de deskundige een nadere vraag te stellen.
De deskundige heeft die vraag op 4 augustus 2022 beantwoord.
Op 19 september 2022 heeft de rechtbank het onderzoek weer gesloten, nadat zij aan partijen heeft verzocht om aan te geven of een nadere zitting gewenst is en partijen daarop niet hebben gereageerd.

Overwegingen

De rechtbank stelt vast dat eiser geen toestemming heeft gegeven om medische gegevens aan de werkgever te verstrekken. Dit betekent dat in deze uitspraak geen melding zal worden gemaakt van specifieke op eiser betrekking hebbende medische gegevens.
1.
Feiten en omstandigheden
Eiser is werkzaam geweest als operator inpak. Voor dat werk is hij op 7 maart 2013 uitgevallen. Bij besluit van 29 januari 2015 heeft het UWV geweigerd met ingang van
5 maart 2015 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het UWV heeft dit bezwaar op 17 augustus 2015 ongegrond verklaard.
Op 6 april 2015 heeft eiser zich met ingang van 27 maart 2015 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Bij besluit van 4 juni 2015 heeft het UWV aan eiser met ingang van 27 maart 2015 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Bij besluit van 14 juli 2016 heeft het UWV deze uitkering met ingang van 27 november 2017 beëindigd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het UWV heeft dit bezwaar bij besluit van 9 december 2016 gegrond verklaard. Eisers mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op 41,16% en zijn WIA-uitkering voortgezet.
Bij besluit van 8 september 2017 (primair besluit I) heeft het UWV eisers loongerelateerde WGA-uitkering met ingang van 28 november 2017 omgezet in een WGA-vervolguitkering.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met bestreden besluit I heeft het UWV dit bezwaar gegrond verklaard. Het UWV stelt dat eiser vanaf 27 november 2017 recht heeft op een loonaanvullingsuitkering. Met ingang van 30 mei 2018 wordt deze loonaanvullingsuitkering beëindigd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit besluit is mede gebaseerd op de rapportage van arts [naam arts] van 8 december 2017 en een door hem opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van dezelfde datum. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) heeft deze FML in beroep op 15 oktober 2019, naar aanleiding van een door eiser overgelegde rapportage van verzekeringsarts-medisch adviseur [naam verzekeringsarts-medisch adviseur] , gewijzigd op de onderdelen autorijden en werken op grote hoogtes en met gevaarlijke machines.
Op 29 mei 2018 heeft eiser zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld.
Bij besluit van 14 juni 2018 (primair besluit II) heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat zijn arbeidsongeschiktheid niet wijzigt. Het UWV handhaaft zijn besluit tot beëindiging van eisers WIA-uitkering met ingang van 30 mei 2018.
Eiser heeft ook tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met bestreden besluit II heeft het UWV dit bezwaar ongegrond verklaard.
Met bestreden besluit III – nadat de deskundige aan de rechtbank had gerapporteerd – heeft het UWV bestreden besluiten I en II gewijzigd. Aan eiser wordt met ingang van 30 mei 2018 een loonaanvullingsuitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van
65 tot 80%.
2.
Beroepsgronden
Eiser heeft aangevoerd dat hij op grond van verschillende aandoeningen en klachten meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen aangenomen. Ter onderbouwing heeft eiser medische informatie overgelegd van neuroloog [naam neuroloog] , van huisarts [naam huisarts] en van psychiater [naam psychiater] . Voorts heeft eiser een rapport overgelegd van verzekeringsarts-medisch adviseur [naam verzekeringsarts-medisch adviseur] van 7 augustus 2019.
De door de rechtbank ingeschakelde deskundige heeft ook aangegeven dat eiser vanwege zijn klachten voor niet meer dan halve dagen belastbaar is. Dat is niet te rijmen met het standpunt van het UWV dat hij 5 uur per dag en tot 25 uur per week kan werken.
Eiser heeft verder aangevoerd dat hij met het scala aan klachten en gelet op de conclusies van de deskundige niet in staat is om de geduide functies te verrichten.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Op grond van artikel 9 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten wordt bij bepaling van hetgeen betrokkene nog met arbeid kan verdienen in aanmerking genomen die algemeen geaccepteerde arbeid waarmee betrokkene per uur het meest kan verdienen. Deze arbeid wordt nader omschreven in de vorm van ten minste drie verschillende in Nederland uitgeoefende functies. Deze functies vertegenwoordigen ieder ten minste drie arbeidsplaatsen.
4.
Oordeel van de rechtbank
Bestreden besluiten I en II
De rechtbank stelt allereerst vast dat bestreden besluiten I en II met bestreden besluit III zijn gewijzigd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser geen belang meer heeft bij beoordeling van bestreden besluiten I en II en zij verklaart de beroepen daartegen niet-ontvankelijk. Hierin ziet de rechtbank wel aanleiding om te bepalen dat het UWV het griffierecht aan eiser dient te vergoeden en om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiser.
Bestreden besluit III
Ter beoordeling ligt aan de rechtbank voor of UWV terecht eisers mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 30 mei 2018 heeft vastgesteld op 65 tot 80%, meer specifiek op 67,8%.
De rechtbank heeft in de door eiser overgelegde rapportage van verzekeringsarts-medisch adviseur [naam verzekeringsarts-medisch adviseur] en het verhandelde ter zitting aanleiding gezien om een deskundige te raadplegen. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] is als zodanig benoemd en zij heeft op 14 december 2020 rapport uitgebracht. De deskundige heeft gerapporteerd dat zij zich kan vinden in de beperkingen die in de FML van 15 oktober 2019 zijn gesteld ten aanzien van de mentale en lichamelijke klachten, maar niet voor wat betreft de belasting op werktijden. De deskundige concludeert dat er, vanwege een energetisch verminderd vermogen door medische problematiek, aanleiding is voor het stellen van een urenbeperking. Er is bij eiser sprake van verschillende aandoeningen. Volgens de deskundige kan elk van deze aandoeningen afzonderlijk al energieverlies geven en reden zijn voor het stellen van een urenbeperking. De combinatie van deze aandoeningen leidt tot een slecht energieniveau, chronische vermoeidheid en energieverlies overdag. De deskundige stelt dan ook dat eiser voor niet meer dan halve dagen geschikt is te achten.
De verzekeringsarts b&b heeft in reactie hierop gesteld dat zij zich kan vinden in de argumentatie van de deskundige. Zij heeft de FML op 16 juni 2021 aangepast op het onderdeel werktijden en een urenbeperking gesteld van 4 tot 5 uur per dag en 20 tot 25 uur per week.
Met inachtneming van deze gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige b&b beoordeeld of er geschikte functies zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige b&b heeft de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122) en samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130) en eisers mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 67,8%.
Dit heeft geleid tot bestreden besluit III waarbij aan eiser een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 67,8% is toegekend.
Eiser heeft gesteld dat hij zich niet kan vinden in dit besluit. Volgens eiser had één functie (met functienummer 3489.0079.013) binnen de Sbc-code van machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122) niet geduid mogen worden. In deze functie wordt maximaal 5 uur per dag en gemiddeld 24 uur per week gewerkt. Gelet op hetgeen de deskundige heeft aangegeven is deze functie niet geschikt voor eiser. De deskundige heeft namelijk geconcludeerd dat eiser niet meer dan halve dagen kan werken. 5 uur per dag en
24 uur per week is geen halve dagen. Als deze functie komt te vervallen blijven er volgens eiser onvoldoende functies over om de schatting op te baseren.
De rechtbank heeft aan de deskundige verzocht aan te geven hoe haar conclusie dat eiser voor niet meer dan halve dagen geschikt is te achten, dient te worden opgevat. Zij heeft geantwoord dat eiser voor maximaal 4 uur per dag en maximaal 20 uur per week geschikt is.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De verzekeringsarts b&b heeft ook aangegeven zich te kunnen vinden in de argumentatie van de deskundige. Gelet op het oordeel van de deskundige acht de rechtbank eiser geschikt om maximaal 4 uur per dag en maximaal 20 uur per week te werken. Dat betekent dat het UWV er ten onrechte vanuit gaat dat eiser tot 5 uur per dag en tot 25 uur per week kan werken en dat hij ten onrechte de functie (met functienummer 3489.0079.013) binnen de Sbc-code van machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122) heeft geduid.
Dit betekent tevens dat er onvoldoende functies overblijven om de functieduiding op te baseren. Er zijn niet tenminste drie functies met ieder ten minste drie arbeidsplaatsen. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiser dient derhalve met ingang van 30 mei 2018 te worden vastgesteld op 100%. Hij heeft daarmee recht op een loonaanvullingsuitkering naar de klasse 80 tot 100%.
Bestreden besluit III houdt derhalve geen stand.
5.
Conclusie
De beroepen tegen bestreden besluiten I en II zullen niet-ontvankelijk worden verklaard en het beroep tegen bestreden besluit III gegrond.
De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en bepaalt dat eiser met ingang van 30 mei 2018 recht heeft op een loonaanvullingsuitkering naar de klasse 80 tot 100%.
6.
Proceskosten en griffierecht
Het UWV dient de griffierechten aan eiser te vergoeden.
De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten in deze procedure. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (in het beroep met zaaknummer 19/743) vast op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de reactie op het rapport van de deskundige, met een waarde per punt van € 759,‑ en wegingsfactor 1).
Daarnaast komen de kosten van het rapport van de door eiser ingeschakelde verzekeringsarts-medisch adviseur [naam verzekeringsarts-medisch adviseur] van 7 augustus 2019 in aanmerking voor vergoeding. Gelet op artikel 2, eerste lid, onder b, van het Bpb en het Besluit tarieven in strafzaken 2003 komt eiser voor dat rapport een forfaitaire vergoeding toe. Rekening houdend met een uurtarief in 2019 van € 126,47 en het aantal bestede uren van 6½ uur
(388 minuten) bedraagt de vergoeding € 822,06, zijnde € 994,69 inclusief 21% BTW.
In bestreden besluit III heeft het UWV reeds de kosten, die eiser in bezwaar heeft gemaakt, vergoedt. De rechtbank zal het UWV daarom niet in deze kosten veroordelen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen tegen bestreden besluiten I en II niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit III gegrond;
  • vernietigt bestreden besluit III;
  • bepaalt dat eiser met ingang van 30 mei 2018 recht heeft op een loonaanvullingsuitkering op grond van de WIA naar de klasse 80 tot 100%;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit III;
  • draagt het UWV op de betaalde griffierechten van € 93,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.892,19.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 31 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.