In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de afwijzing van een aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming werknemers met Chronic solvent-induced encephalopathy (CSE). De eiser, die van 1969 tot 2002 als autospuiter/plaatwerker heeft gewerkt en blootgesteld is aan oplosmiddelen, heeft in 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming. De Svb heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de diagnose CSE niet voldeed aan de criteria van het consensusdocument. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Svb handhaafde haar standpunt in het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de Svb op goede gronden heeft geoordeeld dat eiser niet voldoet aan de criteria voor de diagnose CSE. De rechtbank heeft daarbij de adviezen van het CSE-panel, dat de diagnose heeft beoordeeld, als inzichtelijk en overtuigend beschouwd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de adviezen van het CSE-panel niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag door de Svb standhoudt en dat er geen aanleiding is om de Svb te veroordelen in de proceskosten van eiser.