ECLI:NL:RBZWB:2022:6268
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake individuele voorziening Jeugdwet
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 25 oktober 2022, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat betrekking had op de toekenning van een individuele voorziening ingevolge de Jeugdwet. Eiser stelde dat verweerder niet tijdig had beslist op zijn bezwaar, dat op 28 februari 2022 was ingediend. De rechtbank oordeelde dat verweerder de beslistermijn had overschreden. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bestuursorgaan binnen een bepaalde termijn beslissen op een bezwaarschrift, en als dit niet gebeurt, kan de betrokkene in beroep gaan. Eiser had verweerder op 4 augustus 2022 in gebreke gesteld, maar er was nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk gegrond was, omdat de beslistermijn was verstreken. De rechtbank droeg verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser kreeg ook het betaalde griffierecht van € 50,- vergoed, evenals een proceskostenvergoeding van € 379,50. De uitspraak werd gedaan door rechter I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier D. Alblas, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.