In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van het vaderschap. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.J. Bronsveld, heeft verzocht om vaststelling dat de man de biologische vader is van de minderjarige. De man is herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om zijn stelling te weerleggen, maar heeft geen verweer gevoerd en heeft ook niet meegewerkt aan een DNA-onderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet is verschenen bij de mondelinge behandelingen en dat hij geen contact heeft opgenomen met Verilabs voor het DNA-onderzoek. De rechtbank concludeert dat de vrouw voldoende bewijs heeft geleverd dat de man de biologische vader is van de minderjarige, en heeft het verzoek tot vaststelling van het vaderschap toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de man veroordeeld tot betaling van de kosten van het DNA-onderzoek, ondanks dat dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden door zijn gebrek aan medewerking. De werkzaamheden van de bijzondere curator zijn beëindigd, aangezien vertegenwoordiging van de minderjarige niet meer nodig is. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.