ECLI:NL:RBZWB:2022:6239

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2600
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing UWV over arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering

In deze zaak heeft eiser, een voormalig operator bij [naam bedrijf], beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV dat zijn arbeidsongeschiktheid op 42,94% heeft vastgesteld. Eiser had eerder een WIA-uitkering ontvangen met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%, maar na bezwaar van zijn ex-werkgever heeft het UWV zijn situatie herbeoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op zorgvuldige wijze tot zijn besluit is gekomen, waarbij rapporten van verzekeringsartsen zijn betrokken. Eiser betwist de conclusie van het UWV en stelt dat hij volledig arbeidsongeschikt is, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende medische onderbouwing heeft geleverd om deze claim te ondersteunen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser voor 42,94% arbeidsongeschikt is en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskosten vergoed, aangezien hij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2600

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam bedrijf], uit [plaatsnaam 2] ,
(gemachtigde: mr. L.J.Y. Hoeneveld-Mol).

Procesverloop

Met het besluit van 15 mei 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 80-100%.
Met het besluit van 1 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van de ex-werkgever gegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiser is per 22 april 2020 bepaald op 42,94%, de hoogte van de uitkering wijzigt niet eerder dan 1 mei 2023.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De ex-werkgever van eiser heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als operator inpak 1 bij [naam bedrijf] (ex-werkgever). Hij heeft zich op 25 april 2018 ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een arts [1] van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 22 april 2020. Volgens de arts heeft eiser geen benutbare mogelijkheden. Daarom krijgt eiser per 22 april 2020 een WIA-uitkering gelet op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
4. De ex-werkgever heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er wel benutbare mogelijkheden. Hij heeft daarom een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waarin hij de beperkingen van eiser heeft opgenomen. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 57,06% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is hierbij vastgesteld op 42,94%.
5. Het UWV heeft op 28 april 2021 een voornemen tot wijziging van het primaire besluit naar eiser en de ex-werkgever gestuurd. De ex-werkgever heeft aangegeven het eens te zijn met het voornemen. Eiser heeft op het voornemen niet gereageerd. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

6. Eiser is het niet met het UWV eens. Volgens eiser is hij onverminderd volledig arbeidsongeschikt. Zowel op fysieke als psychische gronden is hij niet in staat bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten. Eiser sluit zich aan bij het rapport van de primaire verzekeringsarts. Volgens eiser is zijn persoonlijk en sociaal functioneren zeer beperkt tot nihil. Daarnaast is hij niet alleen ADL-afhankelijk, maar komt hij überhaupt niet toe aan de ‘gewone dingen’ in het leven. Volgens eiser probeert hij zich beter voor te doen dan hij is. Hierom is hetgeen zijn dochter namens hem bij de primaire verzekeringsarts heeft aangevoerd mogelijk meer in overeenstemming met de werkelijkheid, dan wat in de bezwaarprocedure naar voren is gekomen.

Waarover het gaat in deze zaak

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 42,94% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 22 april 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 22 april 2020 voor 44,94% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat uitleggen.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser vanwege de coronamaatregelen telefonisch gesproken. De arts beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 18 februari 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en de in bezwaar ontvangen medische rapportage van [naam verzekeringsarts] , verzekeringsarts, bij zijn beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook zelf aanvullende medische informatie opgevraagd. Ook heeft hij eiser gesproken en medisch onderzocht tijdens de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts.
12
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
13. De arts heeft aangenomen dat eiser is uitgevallen vanwege een myocard infarct dat is behandeld met een bypass operatie. De arts rapporteert dat eiser hierna forse psychische/cognitieve klachten heeft ontwikkeld. Volgens de arts was een psychisch onderzoek lastig te verrichten, omdat het gesprek via de dochter van eiser ging. Zij acht het beloop in de rapportages van de bedrijfsarts echter plausibel. De arts heeft geconcludeerd dat sprake is van geen benutbare mogelijkheden. Volgens de arts lijkt er sprake van een ernstige psychische stoornis met ADL-afhankelijkheid, want eiser functioneert op persoonlijk en sociaal vlak matig tot slecht. De arts rapporteert dat haar visie wordt gedeeld door de bedrijfsarts, waardoor zij de functionele mogelijkheden van eiser adequaat ingeschat acht.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 18 februari 2021 uiteengezet op welke punten hij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komt. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden geen sprake. Eiser voldoet niet aan de hiervoor gestelde criteria. De verzekeringsarts bezwaar en beroep rapporteert hierover dat van ADL-afhankelijkheid geen sprake is, omdat eiser niet afhankelijk is van derden bij de zeer basale dagelijkse activiteiten die van belang zijn voor de primaire fysieke zelfstandigheid. Zoals eten en drinken, wassen, toiletgang, binnenshuis verplaatsen en zitten. Ook van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake. Naar zijn mening is er geen sprake van een ernstige psychiatrische stoornis. Er is, licht hij toe, sprake van verwerkings- en acceptatieproblematiek die zich uit in angstgevoelens en paniekaanvallen. Ook worden er voldoende persoonlijke en sociale activiteiten ontwikkeld in familieverband en in de dagbesteding met derden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat van een van de uitzonderingscategorieën voor geen duurzaam benutbare mogelijkheden geen sprake is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierom een FML opgesteld. Hierin heeft hij beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden.
15. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Hij sluit zich aan bij het rapport van de arts, die concludeerde dat er geen benutbare mogelijkheden zijn. Dat sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden heeft eiser niet met objectieve of medische gegevens onderbouwd.
16
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. Nu er geen arbeidskundige gronden zijn aangevoerd door eiser zal de rechtbank geen overwegingen wijden aan de arbeidskundige beoordeling.

De conclusie van de rechtbank

18. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 27 oktober 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel van de arts is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.