Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
Motie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 16 juli 2020 beoordeeld. De heffingsambtenaar had een aanslag leges opgelegd van € 741,40, welke later werd verminderd tot € 185,35. Belanghebbende stelde dat hij op basis van eerdere toezeggingen van de gemeente geen leges in rekening zou worden gebracht, hetgeen door de heffingsambtenaar niet werd betwist. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de toezeggingen zijn komen te vervallen. De rechtbank concludeert dat belanghebbende gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt en vernietigt de aanslag leges. Daarnaast wordt er een schadevergoeding van € 1.000,- toegekend aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.