ECLI:NL:RBZWB:2022:6226

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
22-008470
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv na vrijspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door de verzoeker, die op 24 januari 2022 was vrijgesproken in een strafzaak. De rechtbank heeft de procedure op 14 oktober 2022 behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. S. Leeman, en de gemachtigd advocaat van verzoeker, mr. L.C. de Jager, aanwezig waren. Verzoeker was niet verschenen, maar zijn advocaat heeft het verzoek toegelicht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding voor gemaakte kosten in verband met de rechtsbijstand, deskundigenkosten en reiskosten. De officier van justitie heeft aanvankelijk geconcludeerd tot afwijzing van de kosten voor de deskundige, maar na toelichting door de advocaat heeft zij ingestemd met een gedeeltelijke toewijzing. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 83.729,90, de kosten voor de deskundige op € 3.143,13, en de reiskosten op € 35,15. Daarnaast is een forfaitaire vergoeding van € 680,00 toegekend voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.

In totaal heeft de rechtbank het verzoek tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 87.588,18. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft aangegeven dat tegen deze beslissing hoger beroep kan worden ingesteld binnen de daarvoor gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 22-008470
datum : 28 oktober 2022
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 22 april 2022, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1977, te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. L.C. de Jager, Alexanderstraat 21, 2514 Den Haag
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 85.285,62, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 6.286,25, voor vergoeding van kosten deskundige;
  • € 35,15, voor vergoeding van reiskosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het vonnis van de meervoudige kamer van 24 januari 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 14 oktober 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. S. Leeman en mr. L.C. de Jager als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker op 24 januari 2022 is vrijgesproken en daarom de toewijzing van bovengenoemde kosten vraagt. Desgevraagd heeft de advocaat in raadkamer toegelicht dat de kosten die door de deskundige zijn gefactureerd daadwerkelijk gedeeltelijk gemaakt zijn in de strafzaak. Hij heeft in raadkamer het verzoek gematigd van 50% naar 25% van het door de deskundige gefactureerde bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten rechtsbijstand toewijsbaar zijn tot een bedrag van € 85.285,62. Ook de reiskosten en de forfaitaire vergoeding zijn toewijsbaar. Aanvankelijk heeft de officier van justitie geconcludeerd tot gehele afwijzing van de kosten ten behoeve van de deskundige. Na toelichting door de advocaat in raadkamer kan zij instemmen met toekenning van 25% van het totale factuurbedrag van de deskundige.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Kosten rechtsbijstand
Door verzoeker is een bedrag van € 85.285,62 verzocht voor de kosten rechtsbijstand. Hoewel in de tekst van het verzoekschrift wordt gesproken over bedragen inclusief btw, blijkt uit de onderbouwing dat de verzochte bedragen in werkelijkheid de gefactureerde bedragen exclusief btw zijn. Verder blijkt uit de facturen dat er na de uitspraak nog meerdere uren zijn gedeclareerd. Bij de beoordeling van soortgelijke verzoeken wordt ervan uitgegaan dat het mogelijk moet zijn om binnen 30 minuten een cliënt te informeren over een vrijspraak en beslagbeslissingen. Namens verzoeker is onvoldoende kenbaar gemaakt waarom het in onderhavige zaak billijk is een vergoeding voor meer dan 30 minuten toe te kennen. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat het verzochte bedrag moet worden gematigd. Daarnaast bevat het verzoekschrift een rekenfout met betrekking tot de factuur van [naam advocatenkantoor] d.d. 31 juli 2018, nu het voorschot van € 55,44 dubbel verrekend is in het verzoekschrift. De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat
€ 83.729,90(exclusief btw) aan kosten rechtsbijstand toewijsbaar is. Dat bedrag is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor.
Kosten deskundige
Verzoeker heeft een bedrag van € 6.286,25 verzocht voor de kosten van de deskundige. In raadkamer is dit bedrag gematigd tot € 3.143,13. Gelet op de toelichting in raadkamer en de onderbouwing bij het verzoekschrift is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat de kosten voor de deskundige zijn gemaakt in het kader van de strafzaak. Om die reden wijst de rechtbank
€ 3.143,13toe voor de kosten van de deskundige. Voor het overige wordt het verzoek op dit punt afgewezen.
Reiskosten
In het verzoekschrift wordt € 35,15 verzocht wegens gemaakte reiskosten. Hoewel dit verzoek niet onderbouwd is met een ANWB-routeplannerafdruk, komen de gereden kilometers de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal daarom aan verzoeker
€ 35,15als vergoeding voor de reiskosten toewijzen.
Forfaitaire vergoeding
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 87.588,18, bestaande uit:
- € 83.729,90 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 3.143,13 aan kosten van deskundige;
- € 35,15 aan reiskosten; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 87.588,18zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden [naam advocatenkantoor] van de naamloze vennootschap [naam advocatenkantoor] , onder vermelding van ' [dossier nummer] '.
Deze beslissing is gegeven door de raadkamer,
mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter,
mr. R.P. Broeders en mr. J.C.A.M. Los, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022.
Mr. De Brouwer is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).