ECLI:NL:RBZWB:2022:622
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing verzoek tot correctie van historische adresgegevens in de Basisregistratie Personen
In deze zaak heeft eiser, woonachtig in [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen de afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg van zijn verzoek om correctie van zijn historische adresgegevens in de Basisregistratie Personen (Brp). Het college had in een primair besluit van 4 december 2019 het verzoek afgewezen, en in het bestreden besluit van 21 augustus 2020 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser stelde dat hij nooit uitgeschreven was en dat hij in de periode van 12 februari 2005 tot 9 oktober 2007 in Nederland verbleef, terwijl het college aangaf dat eiser op 12 februari 2005 aangifte van vertrek uit Nederland had gedaan.
De rechtbank heeft de zaak op 24 november 2021 behandeld, waarbij eiser en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende bewijs had geleverd om de afwijzing van het verzoek te rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat het recht op rectificatie van onjuist geregistreerde persoonsgegevens, zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), niet in strijd mag zijn met de wetgeving omtrent de Basisregistratie Personen. De rechtbank concludeerde dat het college niet kon vaststellen of eiser daadwerkelijk aangifte had gedaan van vertrek, aangezien het dossier betreffende de aangifte was vernietigd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, omdat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn standpunt te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden had besloten tot afwijzing van het rectificatieverzoek. De uitspraak werd gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert en is openbaar gemaakt op 7 februari 2022.