ECLI:NL:RBZWB:2022:6211

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
22-005005
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 530 Sv na vrijspraak

Op 28 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door verzoekster, die op 31 juli 2019 was vrijgesproken in een strafzaak. De verzoekster had kosten gemaakt voor rechtsbijstand en vroeg een vergoeding van € 90.027,36, inclusief BTW. Tijdens de zitting op 14 oktober 2022 werd het verzoek door de advocaat van verzoekster gewijzigd naar een bedrag van € 75.443,20 exclusief BTW, en daarnaast werd een forfaitaire vergoeding van € 680,00 gevraagd voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.

De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelde dat de advocaat voldoende had toegelicht waarom de kosten van rechtsbijstand noodzakelijk waren en dat deze kosten niet onbillijk waren. De rechtbank besloot het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen tot een totaalbedrag van € 76.123,20, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand en de forfaitaire vergoeding voor de behandeling van het verzoekschrift. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de rechtbank bepaalde dat het bedrag op een rekening van Stichting Beheer Derdengelden BVD advocaten zou worden overgemaakt.

Tegen deze beslissing kan het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen en verzoekster binnen een maand hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 22-005005
datum : 28 oktober 2022
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 11 maart 2022, in de zaak:
[Verzoekster]
gevestigd aan [vestigingsadres]
Verzoekster is [Verzoekster] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 90.027,36 € 90.027,36 inclusief BTW, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • het vonnis van de meervoudige kamer van 31 juli 2019 waarbij verzoekster is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 14 oktober 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. S. Leeman en mr. J. van den Brink als gemachtigd advocaat van verzoekster gehoord.
Verzoekster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoekster is aangevoerd dat zij op 31 juli 2019 is vrijgesproken. Zij heeft tijdens de strafprocedure kosten rechtsbijstand gemaakt. In raadkamer heeft de advocaat het verzoek gewijzigd en meegedeeld dat deze kosten rechtsbijstand exclusief BTW worden verzocht. Dit betreft een bedrag van € 75.443,20. Daarnaast heeft hij in aanvulling op het verzoekschrift de forfaitaire vergoeding voor het indienen en de behandeling van het verzoekschrift gevraagd. De advocaat heeft daarnaast in raadkamer toegelicht dat hij een scheiding heeft gemaakt tussen de kosten voor de strafzaak en de kosten voor de fiscale zaak. Het verzoekschrift ziet dan ook alleen op de kosten die zijn gemaakt in de strafzaak.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gemaakte kosten exclusief BTW kunnen worden toegewezen met uitzondering van de facturen die zien op het belastingdossier.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de advocaat in raadkamer voldoende heeft toegelicht waarom het ten behoeve van de strafzaak noodzakelijk was om contact te onderhouden en te overleggen met zijn collega die verzoekster bijstond in het Belastingdienstdossier. Dit maakt dat de rechtbank ook die verzochte kosten toewijsbaar acht. Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 75.443,20is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 76.123,20, bestaande uit:
- € 75.443,20 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 76.123,20zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden BVD advocaten , onder vermelding van “ [betalingskenmerk] ”.
Deze beslissing is gegeven door de raadkamer,
mr. R.P. Broeders, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Los en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022.
Mr. De Brouwer is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoekster binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).