ECLI:NL:RBZWB:2022:6200

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3212
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Eiseres, die als verkoopster werkte, had zich op 7 december 2018 ziekgemeld en verzocht om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had haar aanvraag op 24 december 2020 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 2 juli 2021 ongegrond verklaard. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de arbeidsongeschiktheid van eiseres op 4 december 2020 op 18,62% heeft vastgesteld, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en voldoen aan de vereisten van zorgvuldigheid, begrijpelijkheid en consistentie. Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische situatie slechter is dan door het UWV is vastgesteld en heeft verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de artsen van het UWV voldoende onderbouwing hebben gegeven voor hun conclusies en dat er geen aanleiding is om aan de juistheid van hun bevindingen te twijfelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-uitkering door het UWV terecht was. Eiseres krijgt geen gelijk en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3212

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.J. Hoogeveen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. H.M. van Gent).

Procesverloop

Met het besluit van 24 december 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 2 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als verkoopster bij de [naam bedrijf] voor 16 uur per week. Zij heeft zich op 7 december 2018 ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 4 december 2020 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vier functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 81,15% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 18,85%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een arts bezwaar en beroep en een verzekeringsarts bezwaar en beroep, en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de arts bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen niet juist vastgesteld. De arts bezwaar en beroep heeft een nieuwe FML opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens opnieuw het CBBS geraadpleegd en geconcludeerd dat één van de geduide functies komt te vervallen. Tevens heeft zij een herberekening gemaakt van het maatmaninkomen en de maatmanomvang. Het arbeidsongeschiktheidspercentage heeft zij vastgesteld op 18,62%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Eiseres vraagt de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 18,62% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 4 december 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 4 december 2020 voor 18,62% arbeidsongeschikt is (en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering). De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres tijdens het telefonisch spreekuur gesproken. Hij beschrijft (onder andere) de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
10. De arts bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben het standpunt van de verzekeringsarts in hun rapport van 3 juni 2021 heroverwogen. Zij hebben het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft de arts bezwaar en beroep eiseres gesproken op de hoorzitting en aansluitend onderzocht. Het door eiseres ingebrachte rapport van het Expertise Instituut van 12 maart 2021 hebben zij bij de besluitvorming betrokken. Zij hebben gemotiveerd op welke punten zij aanleiding zien anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts. Ook hebben zij gemotiveerd op welke punten en waarom zij afwijken van het rapport van het Expertise Instituut.
11. De arts bezwaar en beroep en verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben alle klachten van eiseres, de informatie van de behandelaars en het rapport van het Expertise Instituut betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De arts bezwaar en beroep en verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
12. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres beperkt wordt door fysieke klachten (nieuwvorming van mamma, pijn in bovenste extremiteiten, overige gewrichtsklachten). In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
13. De arts bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben in het rapport van 3 juni 2021 uiteengezet op welke punten zij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komen. In de FML worden extra beperkingen aangenomen voor hoofdbewegingen maken, het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk en schroefbewegingen maken. De urenbeperking komt te vervallen.
14. Eiseres voert aan dat de arts bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep te weinig functionele beperkingen hebben aangenomen. Voor de onderbouwing hiervan verwijst zij naar het door haar in bezwaar ook al ingebrachte rapport van het Expertise Instituut, waarin eiseres meer beperkt wordt geacht in de rubrieken persoonlijk functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Omdat de arts bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep enerzijds en de verzekeringsarts van het Expertise Instituut anderzijds van mening verschillen over de belastbaarheid van eiseres, vraagt eiseres de rechtbank om een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
15. De rechtbank vindt dat de arts bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende hebben uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Zij hebben toegelicht dat het rapport van het Expertise Instituut al in de bezwaarfase is meegewogen in de besluitvorming. Zij merken op dat de psychische klachten op de hoorzitting anders beschreven zijn dan bij de verzekeringsarts van het Expertise Instituut. Ook valt op dat in het rapport van het Expertise Instituut een klachtenpatroon wordt beschreven en geen psychiatrische of psychologische diagnose. Nu in beroep geen nieuwe medische informatie wordt aangeleverd en de beroepsgronden verder hiertoe geen aanleiding geven, zien de arts bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen. Daarbij wegen zij mee dat er op basis van de eigen bevindingen bij de anamnese, het aanvullend onderzoek en de medische gegevens van de behandelend sector al beperkingen zijn toegekend. De rechtbank ziet geen aanleiding hen niet te volgen.
16. Omdat de rechtbank niet twijfelt dat de arts bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen juist hebben vastgesteld ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
De arbeidskundige beoordeling
17. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 4 december 2020 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 81,38% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als verkoopster, zodat eiseres voor de overige 18,62% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

19. Omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft het UWV de aanvraag voor een WIAuitkering terecht afgewezen.
20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 26 oktober 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.