ECLI:NL:RBZWB:2022:6198

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5282
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 7 april 2021 besloten om per 27 april 2021 geen WIA-uitkering toe te kennen aan eiseres, omdat zij geschikt werd geacht voor haar eigen werk als productiemedewerkster. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J.E.M. Edelmann, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft op 14 oktober 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van het UWV aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn besluit heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen die eiseres hebben onderzocht en haar medische informatie hebben beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft gesteld dat eiseres geschikt is voor haar eigen werk, ondanks haar medische beperkingen. Eiseres heeft aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest en dat haar beperkingen niet juist zijn vastgesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat er geen reden is om aan hun conclusies te twijfelen.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat eiseres niet als arbeidsongeschikt kan worden aangemerkt, omdat zij geschikt wordt geacht voor de maatgevende arbeid. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank wijst ook de verzoeken om proceskostenvergoeding en griffierecht af, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: [plaatsnaam]
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5282 WIA

uitspraak van 27 oktober 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.J.E.M. Edelmann,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder,
gemachtigde: mr. M. Reitsma.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 7 april 2021 (primair besluit) geweigerd per
27 april 2021 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit van is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per
27 april 2021 geschikt is voor het eigen werk als productiemedewerkster, het werk dat eiseres deed voordat zij ziek werd. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en
of zij daardoor niet meer in staat haar eigen werk te verrichten.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht heeft gesteld dat eiseres geschikt is voor het eigen werk en geweigerd heeft een WIA-uitkering toe te kennen per
27 april 2021.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is in het kader van de sociale werkvoorziening werkzaam geweest als productiemedewerkster bij de [naam bedrijf] (de werkgever) voor 18 uur per week. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege klachten aan het bewegingsapparaat.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft dossieronderzoek verricht, eiseres gezien op het spreekuur en haar lichamelijk en psychisch onderzocht. Verder heeft de verzekeringsarts medische informatie van behandelaars in zijn onderzoek betrokken. In aansluiting op het spreekuur heeft de verzekeringsarts eiseres nog telefonisch gesproken. De verzekeringsarts rapporteert dat bij onderzoek er bewegingsbeperkingen aan met name nek, en in lichte mate aan de schouders en lage rug worden geconstateerd. Er is een matige krachtsuitoefening aan de handen zonder aanwijzingen voor actieve gewrichtsontstekingen. Volgens de verzekeringsarts zijn er beperkingen in arbeid. Eiseres is aangewezen op fysiek zeer lichte arbeid waarbij er beperkingen zijn ten aanzien van het tempo, trilbelasting en blootstelling aan stof, gas en damp. Eiseres heeft een beperkte krachtsuitoefening aan de handen. Zwaar tillen, duwen en trekken zijn beperkt, evenals langdurig staan en lopen en langdurige arbeid boven schouderhoogte. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van
8 maart 2021.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd. Zij heeft eiseres niet gezien omdat eiseres heeft afgezien van een hoorzitting. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd geen reden te zien om af te wijken van de conclusies van de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b acht het onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig en voldoende uitgebreid en zijn conclusies gefundeerd. Eiseres heeft ook geen medische informatie overgelegd waaruit volgens de verzekeringsarts b&b blijkt dat er sprake is van ernstigere beperkingen dan door de verzekeringsarts aangenomen.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest. Eiseres vond de aanwezigheid van een verzekeringsarts bij de hoorzitting noodzakelijk. De hoorzitting met een verzekeringsarts kon echter pas negen maanden na het indienen van het bezwaarschrift plaatsvinden, vanwege het tekort aan verzekeringsartsen. Eiseres heeft daarom afgezien van een hoorzitting.
Daarnaast stelt eiseres dat haar beperkingen niet juist zijn vastgesteld. Zij is meer beperkt dan door de verzekeringsartsen aangenomen.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De verzekeringsartsen waren op de hoogte van de klachten van eiseres, waaronder klachten aan nek, lage rug, handen, luchtwegen en hoofdpijn. De verzekeringsartsen hebben naar die klachten onderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft eiseres gezien, haar lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. Daarbij heeft hij informatie van de behandelaars van eiseres betrokken. Ook de verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht en hetgeen in bezwaar door eiseres is aangevoerd, betrokken en beoordeeld. Daarmee is het medisch onderzoek naar het oordeel van de rechtbank zorgvuldig verricht.
Eiseres betwist dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest, omdat er niet op korte termijn een hoorzitting plaats kon vinden waarbij een verzekeringsarts aanwezig was.
Het UWV heeft in reactie hierop gesteld dat recht bestaat op een hoorzitting, indien gewenst, in aanwezigheid van een verzekeringsarts. Vanwege de beperkte beschikbaarheid van verzekeringsartsen kan een hoorzitting echter niet op korte termijn worden gepland. Het UWV heeft begrepen dat eiseres heeft afgezien van een hoorzitting om de bezwaarprocedure te bespoedigen en niet omdat zij het eens was met de vastgestelde belastbaarheid.
Dat het langer duurt voordat een hoorzitting kan worden gehouden met een verzekeringsarts, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet per se dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Eiseres had gebruik kunnen maken van een hoorzitting met een verzekeringsarts maar heeft er zelf voor gekozen daarvan af te zien om de procedure te bespoedigen. Dat de verzekeringsarts b&b eiseres niet heeft gezien/kunnen zien is dus een eigen keuze.
Eiseres stelt voorts meer beperkt te zijn dan door de verzekeringsartsen aangenomen.
Eiseres heeft deze stelling echter niet onderbouwd met medische stukken. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsartsen een onjuist beeld hadden van de klachten van eiseres. De verzekeringsartsen hebben deze klachten, blijkens hun rapportages, betrokken in hun beoordeling.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om er van uit te gaan dat in de FML van 8 maart 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank daarom uit van de belastbaarheid die is neergelegd in deze FML. In deze FML is eiseres onder meer beperkt op deadlines en productiepieken, langdurig verhoogd handelingstempo en torderen tot maximaal 30 graden en aangewezen op enkelvoudige, routinematige taken en vaste bekende werkwijzen.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige heeft op 24 maart 2021 contact gehad met de werkgever. De werkgever heeft het werk van eiseres, de maatgevende arbeid van productie-medewerkster, en de daarin voorkomende belasting omschreven. Dat werk betreft voornamelijk inpakwerk met de volgende taken: doos pakken, 1 à 2 artikelen in de doos plaatsen en dan de doos doorgeven aan de collega in de lijn. Het betreft lichte producten (zwaarste is 1,5 kg). Het gaat om zittend werk maar mag naar keuze ook staand worden uitgevoerd. Er zijn geen deadlines of hoog tempo. Het gaat om lichte onderdelen dus er is slechts geringe knijp/ grijpkracht nodig. Er wordt getordeerd bij het doorgeven van de doos aan een collega, maar er wordt gezeten op een draaistoel waardoor tordatie beperkt blijft. Tillen en dragen is maximaal 1,5 tot 2 kg. Volgens de arbeidsdeskundige overschrijdt de belasting in het eigen werk de belastbaarheid van eiseres niet, omdat sprake is van licht fysiek gestructureerd en routinematig zittend werk zonder tempodruk, en moet zij daarvoor geschikt worden geacht.
De arbeidsdeskundige b&b ziet geen reden om anders te concluderen dan de primaire arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige b&b heeft op 22 oktober 2021 overleg gehad met de werkgever. De werkgever heeft aangegeven dat het werk in een laag tempo uitgevoerd wordt. Er is wel sprake van repeterende bewegingen, maar deze worden in een laag tempo uitgevoerd. De langzaamste medewerker bepaalt het tempo. Er is dan ook geen sprake van een hoog handelingstempo of van deadlines/productiepieken. Iedere medewerker voert zijn eigen deeltaak uit. Er is geen sprake van samenwerken. Men zit op een draaibare stoel, zodat met het doorgeven van een doos het torderen zeker niet meer bedraagt dan 30 graden en dus binnen de belastbaarheid valt. De belasting in het werk beschrijft de werkgever als licht. Ook de arbeidsdeskundige b&b concludeert daarom dat de belasting in de maatgevende arbeid binnen de belastbaarheid van eiseres valt.
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat het arbeidskundig onderzoek niet zorgvuldig is geweest. Op 22 oktober 2021 heeft er overleg plaatsgevonden met de werkgever. Ten onrechte was eiseres daar niet bij. Uit het verslag van dit gesprek kan worden afgeleid dat er sprake is van repeterende bewegingen en dat er moet worden getordeerd in het eigen werk. De opmerking dat het torderen niet meer bedraagt dan 30 graden omdat gebruik wordt gemaakt van een draaibare stoel is niet juist. Eiseres maakt gebruik van een rechte stoel. Volgens eiseres is zij dan ook niet geschikt voor haar eigen werk.
5.3
De rechtbank ziet geen reden voor de conclusie dat het eigen werk als productiemedewerker bij de werkgever in medisch opzicht niet passend is voor eiseres. Naar haar oordeel hebben de arbeidsdeskundigen afdoende gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres deze functie kan verrichten.
Het UWV heeft in reactie op de beroepsgronden gesteld dat hij niet van mening is dat eiseres betrokken had moeten worden in het gesprek met de werkgever. Naar aanleiding van hetgeen in bezwaar is aangevoerd heeft de arbeidsdeskundige b&b nogmaals onderzoek gedaan naar de belasting in het eigen werk. Het UWV erkent dat er in de maatgevende arbeid sprake is van repeterende bewegingen, maar eiseres is daarop niet beperkt. Eiseres is wel beperkt op hoog handelingstempo en deadlines en productiepieken. Omdat de repeterende bewegingen in een laag tempo worden uitgevoerd is daarvan echter geen sprake. De stelling van eiseres dat zij de werkzaamheden verricht op een rechte stoel strookt volgens het UWV niet met de mededeling van de werkgever. Op 24 maart 2021 en
22 oktober 2021 is door de werkgever verklaard dat sprake is van een draaibare stoel. Het UWV ziet geen reden om aan die verklaring te twijfelen. Zou er toch sprake zijn van een vaste stoel dan stelt het UWV dat een draaibare stoel een eenvoudige voorziening is die zonder meer van de werkgever kan worden gevergd. Hij verwijst naar artikel 9, sub c, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
Naar het oordeel van de rechtbank is het arbeidskundig onderzoek niet onzorgvuldig geweest omdat eiseres niet bij de gesprekken van de arbeidsdeskundigen met de werkgever was, zoals zij heeft gesteld. De rechtbank is het met het UWV eens dat de arbeidsdeskundigen eiseres daarbij niet hebben hoeven betrekken. Uit dat onderzoek is gebleken dat er sprake is van repeterende handelingen. Daar is eiseres echter niet voor beperkt. Dat blijkt ook niet uit de FML. Eiseres is wel beperkt op hoog handelingstempo en deadlines en productiepieken, maar dat komt blijkens de informatie van de werkgever in het eigen werk niet voor. Verder is eiseres beperkt op torderen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de arbeidsdeskundigen voldoende gemotiveerd dat torderen beperkt blijft, omdat er wordt gewerkt op een draaibare stoel. De arbeidsdeskundigen hebben daarbij uit kunnen gaan van de verklaring van de werkgever dat op een draaibare stoel wordt gewerkt. Mocht eiseres een draaibare stoel nog niet hebben dan heeft het UWV terecht gesteld dat van de werkgever kan worden verlangd dat hij daarvoor zorgdraagt.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
Omdat eiseres geschikt wordt geacht voor de maatgevende arbeid kan zij niet als arbeidsongeschikt worden aangemerkt. Dat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. Het UWV heeft dan ook terecht de WIA-uitkering geweigerd per 27 april 2021.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 27 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage wettelijk kader
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
In artikel 4, eerste lid, is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Artikel 47
1. Recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontstaat voor de verzekerde die ziek wordt indien:
a. hij de wachttijd heeft doorlopen;
b. hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is; en
c. er op hem geen uitsluitingsgrond van toepassing is.
Artikel 54
1. Recht op een WGA-uitkering ontstaat voor de verzekerde die ziek wordt indien:
a. hij de wachttijd heeft doorlopen;
b. hij gedeeltelijk arbeidsgeschikt is; en
c. er op hem geen uitsluitingsgrond van toepassing is.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Artikel 9
Bij bepaling van hetgeen betrokkene nog met arbeid kan verdienen worden de volgende regels in acht genomen:
a. in aanmerking wordt genomen die algemeen geaccepteerde arbeid waarmee betrokkene per uur het meest kan verdienen, waaronder mede wordt begrepen arbeid waarvoor bekwaamheden nodig zijn die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven, tenzij betrokkene niet over dergelijke bekwaamheden beschikt en als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek dergelijke bekwaamheden niet kan verwerven. Onder deze bekwaamheden worden ten minste verstaan mondelinge beheersing van de Nederlandse taal en eenvoudig computergebruik. Deze arbeid wordt nader omschreven in de vorm van ten minste drie verschillende in Nederland uitgeoefende functies. Deze functies vertegenwoordigen ieder ten minste drie arbeidsplaatsen. De gegevens met betrekking tot de in aanmerking genomen functies, met alle daaraan verbonden specifieke aspecten inzake belasting, beloning en opleidingseisen mogen op het moment van de datum waarop de ter gelegenheid van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling gegeven beschikking betrekking heeft, niet ouder zijn dan 36 maanden;
c. arbeid, die door betrokkene alleen kan worden verricht na toepassing van zodanige voorzieningen, dat het accepteren van die toepassing in redelijkheid niet van een werkgever kan worden verlangd, blijft bij de toepassing van onderdeel a buiten beschouwing;