ECLI:NL:RBZWB:2022:6190

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 20_10369
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres, die als medewerkster frontoffice werkte, meldde zich op 2 oktober 2017 ziek vanwege gezondheidsklachten. Na een periode van herstel en een beëindiging van haar dienstverband in juli 2019, diende zij op 3 maart 2020 een aanvraag voor een WIA-uitkering in. Het UWV weigerde deze aanvraag met een besluit van 11 juni 2022, omdat zij van mening was dat eiseres in staat was haar eigen werk te verrichten. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 21 december 2020. Hierop volgde het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2022 behandeld. Eiseres voerde aan dat haar medische beperkingen niet goed waren ingeschat en dat het UWV niet zorgvuldig had gehandeld, omdat zij niet door de verzekeringsartsen waren gezien. De rechtbank oordeelde dat het UWV de WIA-uitkering terecht had geweigerd, maar constateerde ook dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank vond dat de rapportages van de verzekeringsartsen onvoldoende blijk gaven van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van eiseres.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd het UWV verplicht om het griffierecht aan eiseres te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van arbeidsongeschiktheid en de toekenning van uitkeringen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10369 WIA

uitspraak van 25 oktober 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam 1] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partij], te [plaatsnaam 2] ,
gemachtigde: mr. L.M. Burger.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Eiseres is werkzaam geweest als medewerkster frontoffice bij [naam derde-partij] (ex-werkgever) voor 22 uur per week. Op 2 oktober 2017 heeft zij zich ziek gemeld wegens belemmerende gezondheidsklachten. Vervolgens heeft eiseres zich op enig moment hersteld gemeld bij haar ex-werkgever, waarna in juli 2019 een vaststellingsovereenkomst is getekend voor beëindiging dienstverband per 14 juli 2019.
Eiseres heeft op 3 maart 2020 een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV met een besluit van 11 juni 2022 (primair besluit) geweigerd per 10 oktober 2019 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiseres naar het oordeel van het UWV het werk kan doen dat zij deed voordat zij ziek werd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met een besluit van 21 december 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Dit betekent dat het UWV bij het primaire besluit is gebleven. Eiseres heeft tegen dit besluit bij de rechtbank beroep ingesteld. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2022 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, namens het UWV mr. K. Groenewoud en namens de derde partij [naam vertegenwoordiger] en gemachtigde mr. L.M. Burger.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per
10 oktober 2019 geschikt is voor haar eigen werk, waardoor aan haar een WIA-uitkering is geweigerd per 10 oktober 2019. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd.
Eiseres heeft – samengevat – in beroep aangevoerd dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Eiseres betwist dat de verzekeringsartsen van het UWV konden beoordelen dat zij geschikt was voor haar eigen werk, terwijl zij haar niet hebben gezien. Eiseres voelt zich niet serieus genomen en dubbel gestraft door het bestreden besluit.
De beroepsgronden worden nader besproken in overweging 4.2.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en
of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 10 oktober 2019. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een rapportage van een arts bezwaar en beroep (b&b), geaccordeerd door een verzekeringsarts b&b, van het UWV.
4.1.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiseres gesproken tijdens het telefonische spreekuur van 9 april 2020, heeft informatie opgevraagd bij bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] van de ex-werkgever en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 26 mei 2020 het volgende. Eiseres heeft een laattijdige aanvraag WIA gedaan. Na een ziekmelding in oktober 2017 zijn in 2018 meerdere pogingen tot re-integratie niet geslaagd. In juli 2019 is eiseres uit dienst gegaan bij ex-werkgever middels een vaststellingsovereenkomst. Eiseres geeft aan dat zij destijds niet hersteld was. Uit de informatie van de bedrijfsarts blijkt dat eiseres rond deze periode nog steeds forse gezondheidsproblematiek had en dat destijds geen sprake was van voornemens om haar hersteld te melden. Eiseres was op 14 juli 2019 ongeschikt voor het verrichten van het eigen werk. Eiseres is bekend met chronische medische problematiek en was in deze periode onder behandeling van een gespecialiseerde behandelinstelling. Eiseres is rond deze periode verhuisd en ook hierna heeft zij zich onder behandeling gesteld. Er is sprake van doorlopende arbeidsongeschiktheid vanaf 2 oktober 2017 tot heden. Op datum einde wachttijd (9 oktober 2019) was bij eiseres sprake van borderline persoonlijkheidsstoornis en chronische angstklachten. De huidige belastbaarheid is hetzelfde als per datum einde wachttijd. Op basis van aanwezige gegevens bestaat geen aanwijzing dat eiseres op datum einde wachttijd volledig arbeidsongeschikt was. Gezien de chroniciteit van de medische problematiek en de wisselingen in de klachten acht de verzekeringsarts een urenbeperking geïndiceerd. Zij is ongeveer drie dagen per week belastbaar met arbeid op datum in geding. In arbeid dient rekening te worden gehouden met een aantal zaken (zorgvuldig inwerken, kunnen terugvallen op collega/leidinggevende, enige regelmogelijkheden, geen hoge stressbelasting, beperkte aanspraak op sociale vaardigheden, geen managementtaken, slechts oppervlakkig contact). Eiseres ervaart ook energetische klachten. Dit is te plaatsen bij de chronische psychische problematiek en de status na gastric bypass. Daarom acht de verzekeringsarts eiseres licht beperkt ten aanzien van energetische belasting. Er zal nog verdere behandeling volgen bij [naam bedrijf] . De verzekeringsarts verwacht dat deze behandeling goed effect zal hebben op de psychische klachten en dat hierdoor ook (duur)belastbaarheid zal toenemen en de beperkingen in rubriek I en II zullen verminderen. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 mei 2020.
De verzekeringsarts heeft op 10 juni 2020 aanvullend gerapporteerd naar aanleiding van een brief van huisarts [naam huisarts] van 29 mei 2020. De verzekeringsarts rapporteert dat de behandelaar de medische situatie verder heeft toegelicht en dat dit overeenkomt met wat eiseres al had verteld. De eerder gestelde beperkingen acht de verzekeringsarts nog steeds adequaat.
Arts b&b [naam arts b&b] heeft eiseres gezien op de hoorzitting van 17 november 2020 en heeft het dossier bestudeerd. De arts b&b rapporteert op 24 november 2020, geaccordeerd door verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] , het volgende. Wat naar voren komt uit het bezwaarschrift en de hoorzitting geeft aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de primaire verzekeringsarts. Er is echter geen reden voor volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden, die eiseres claimt. Dat eiseres zo beperkt was rond de datum in geding als ze aangeeft, kan medisch niet worden onderbouwd. Eiseres wordt geschikt geacht voor werk dat zowel fysiek als psychisch niet zwaar belastend is. Er is wel reden om de FML van 26 mei 2020 op een paar punten aan te passen. Er is sprake van een chronische psychiatrische problematiek met een borderline persoonlijkheidsstoornis en een depressie. In verband met deze aandoeningen kan werk het leven juist meer structuur bieden en zo een gunstige uitwerking hebben op de klachten. Het werk moet dan wel gestructureerd, duidelijk, overzichtelijk en voorspelbaar zijn, zonder deadlines, productiepieken of andere hectische arbeidsomstandigheden. Het werk moet een aantal vrijheidsgraden bevatten, omdat mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis vaak moeite hebben met dwang. Er zijn regelmatig problemen met conflicthantering, samenwerken en leiding geven. Diepgaande, langdurige contacten met cliënten en patiënten kunnen tot problemen leiden. In rubriek I wordt eiseres naast de gestelde beperkingen aangewezen op een voorspelbare werksituatie, zonder hoog handelingstempo, veelvuldige deadlines of productiepieken. In rubriek III wordt eiseres aangewezen op werk in een niet hectische werkomgeving met niet heel veel prikkels, omdat ze niet goed tegen prikkels kan. Er is een status na gastric bypass waardoor eiseres licht beperkt is ten aanzien van energetische belasting. De verzekeringsarts b&b sluit zich aan bij rubriek IV en V van de FML van 26 mei 2020. Voor rubriek VI is de verzekeringsarts b&b van mening dat er een urenbeperking aan de orde is op basis van de indicatiestoornis in de energiehuishouding vanwege de combinatie van de status na gastric bypass met de psychiatrische problematiek. Als aan bovenstaande beperkingen wordt voldaan, voldoet een lichte urenbeperking voor het aantal uren per week en uren per dag. Eiseres is ook aangewezen op regelmatige werktijden en niet ’s nachts werken. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de FML van 24 november 2020.
4.2.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij in oktober 2019 heel ziek was. Zij kon door haar angststoornis niks, behalve op bed of op de bank liggen met zware medicijnen. Eiseres verwijst naar brieven van haar behandelend artsen. Eiseres betwist dat het UWV kon beoordelen dat zij geschikt was voor haar eigen werk, terwijl zij haar niet hebben gezien. Op dit moment is eiseres nog steeds heel ziek. Haar dag bestaat uit haar hond een keer uitlaten, een boodschap doen en verder op de bank doorbrengen, omdat haar energie op is.
Het UWV heeft in het verweerschrift gesteld dat er een zorgvuldig medisch onderzoek aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. Er is wel degelijk serieus aandacht geweest voor de klachten van eiseres, getuige ook de forse beperkingen die zijn aangenomen door de arts b&b. Er is geen aanleiding om het standpunt te wijzigen.
De derde partij heeft zich aan het oordeel van het UWV gerefereerd.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in beroep heeft betwist dat de verzekeringsartsen van het UWV konden beoordelen dat zij geschikt was voor haar eigen werk, terwijl zij haar niet hebben gezien. In deze beroepsgrond leest de rechtbank dat eiseres zich op het standpunt stelt dat het medisch onderzoek van het UWV niet zorgvuldig is geweest. Het bestreden besluit is daarom volgens eiseres in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.
De rechtbank overweegt dat uit de medische rapportages in het dossier volgt dat in de primaire fase slechts een telefonisch spreekuur heeft plaatsgevonden en dat eiseres in de bezwaarfase op een fysiek spreekuur/hoorzitting is gezien door een arts b&b. Uit de rapportage van de arts b&b van 24 november 2020 blijkt dat de overgelegde medische informatie is meegenomen in de beoordeling en dat met betrekking tot het psychische aspect slechts een summiere ‘psychische indruk’ is opgenomen, waarin wordt vermeld dat eiseres een gespannen indruk maakte, dat de concentratie goed is tijdens het onderzoek en dat eiseres congruent antwoord gaf op vragen. Naar het oordeel van de rechtbank geeft deze summiere indruk in de rapportage geen blijk van een voldoende zorgvuldig en gemotiveerd medisch onderzoek. Dit geldt te meer nu eiseres voornamelijk psychische klachten heeft geuit en zij meerdere malen met informatie van behandelend artsen haar klachten en beperkingen heeft gepoogd te onderbouwen. Aan het bestreden besluit kleeft dan ook een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen en bepalen dat het UVW met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het UWV hiervoor een termijn van twaalf weken. Deze termijn is langer dan gebruikelijk, maar is ingegeven door het schrijnende tekort aan verzekeringsartsen bij het UWV. De termijn van twaalf weken gaat op grond van artikel 8:106 van de Awb pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die kunnen worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het UWV op binnen twaalf weken nadat deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 25 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.