Op 9 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker die in 1990 geboren is en woonachtig is in Roosendaal. De zaak betrof een verzoek om toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand, nadat de strafzaak tegen hem op 21 mei 2021 door de officier van justitie was geseponeerd. De verzoeker vroeg om een vergoeding van € 4.328,78 voor rechtsbijstandskosten en een forfaitaire vergoeding van € 340,00 voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
Tijdens de behandeling in de raadkamer op 26 januari 2022 zijn de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en de gemachtigd advocaat van verzoeker, mr. M. Broere, gehoord. De officier van justitie stelde dat het verzoek tot vergoeding van rechtsbijstand kan worden toegewezen tot een bedrag van € 4.083,75, maar dat de 6% kantoorkosten niet gespecificeerd waren en dus afgewezen moesten worden. De rechtbank heeft de argumenten van de verzoeker en de officier van justitie overwogen en kwam tot de conclusie dat de kosten van rechtsbijstand in voldoende mate onderbouwd waren.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe te wijzen tot een totaalbedrag van € 5.008,78, bestaande uit € 4.328,78 voor kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift. Dit bedrag zal worden overgemaakt op rekening van de Stichting Beheer Derdengelden Van Asselt & Broere Strafrechtadvocaten. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.