ECLI:NL:RBZWB:2022:6154

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
015721-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv voor reis- en verletkosten

Op 26 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker, geboren in 1975, die woonachtig is in Middelburg en vertegenwoordigd werd door advocaat mr. M.C. van der Want. Het verzoek was gericht op de toekenning van een schadevergoeding voor gemaakte reis- en verletkosten in verband met het bijwonen van een strafzaak. De rechtbank heeft op 12 januari 2022 een zitting gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, aanwezig was. De verzoeker en zijn raadsman waren echter niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker kosten heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting en dat deze kosten redelijk en billijk zijn. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift integraal kan worden toegewezen. De rechtbank heeft de reiskosten van € 6,48 en de verletkosten van € 217,44, alsook de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift van € 340,00 toegewezen. Dit resulteert in een totaalbedrag van € 563,92 dat aan de verzoeker zal worden uitgekeerd.

De beslissing is genomen op basis van artikel 530 Sv, dat bepaalt dat aan gewezen verdachten een vergoeding kan worden toegekend voor gemaakte kosten in verband met de behandeling van hun zaak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op deze vergoeding, aangezien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft de beslissing op 26 januari 2022 uitgesproken in aanwezigheid van griffier H.M. van Dijk. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 02-006221-20
rk-nummer: 015721-21
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 14 oktober 2021, in de zaak:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M.C. van der Want, advocaat te Middelburg, op het adres Houtkaai 7 te Middelburg.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 223,92(€ 6,48 reiskosten en € 217,44 verletkosten), voor vergoeding van reis- en verletkosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het vonnis van de meervoudige kamer van 16 september 2021 waaruit blijkt dat verzoeker is ontslagen van alle rechtsvervolging;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 12 januari 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. G. Smid.
Verzoeker en de raadsman zijn behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker door het bijwonen van de behandeling van de strafzaak reis- en verletkosten heeft moeten maken. Een vergoeding voor deze kosten is redelijk en billijk.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift integraal kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten en de inkomstenderving in verband met het bijwonen van de zitting, voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 6,48en de verzochte vergoeding in verband met inkomstenderving ter hoogte van
€ 217,44toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 563,92, bestaande uit:
- € 6,48 aan reiskosten;
- € 217,44 aan kosten in verband met inkomstenderving; en
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 563,92zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden DKW advocaten te Zierikzee , onder vermelding van “ [verzoeker] - [nummer] ”.
Deze beslissing is op 26 januari 2022 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van H.M. van Dijk, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).