Op 26 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker, geboren in 1975, die woonachtig is in Middelburg en vertegenwoordigd werd door advocaat mr. M.C. van der Want. Het verzoek was gericht op de toekenning van een schadevergoeding voor gemaakte reis- en verletkosten in verband met het bijwonen van een strafzaak. De rechtbank heeft op 12 januari 2022 een zitting gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, aanwezig was. De verzoeker en zijn raadsman waren echter niet verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker kosten heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting en dat deze kosten redelijk en billijk zijn. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift integraal kan worden toegewezen. De rechtbank heeft de reiskosten van € 6,48 en de verletkosten van € 217,44, alsook de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift van € 340,00 toegewezen. Dit resulteert in een totaalbedrag van € 563,92 dat aan de verzoeker zal worden uitgekeerd.
De beslissing is genomen op basis van artikel 530 Sv, dat bepaalt dat aan gewezen verdachten een vergoeding kan worden toegekend voor gemaakte kosten in verband met de behandeling van hun zaak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op deze vergoeding, aangezien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft de beslissing op 26 januari 2022 uitgesproken in aanwezigheid van griffier H.M. van Dijk. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.