Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan tenlastegelegde feiten 1 en 2.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 23 maart 2019 in Roosendaal zou hebben geprobeerd een vrouw te verkrachten en haar zou hebben gedwongen iets te doen, heeft de rechtbank op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar en geloofwaardig beoordeeld, maar deze vonden onvoldoende bevestiging in andere bewijsmiddelen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 oktober 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, haar standpunt kenbaar maakte. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van de aangeefster niet voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, zoals getuigenverklaringen en politie-informatie. De rechtbank concludeerde dat er niet voldoende wettig bewijs was voor de tenlastegelegde feiten en sprak de verdachte vrij van zowel de dwang als de seksuele handelingen. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij mr. M. van de Wetering en mr. M.A.H. Kempen niet in de gelegenheid waren om het vonnis mede te ondertekenen.