ECLI:NL:RBZWB:2022:615

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_7124
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en indicatie banenafspraak

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de weigering van een Wajong-uitkering. Eiseres, die een ontwikkelingsachterstand en leerproblemen heeft, had eerder een indicatie banenafspraak gekregen, maar het UWV weigerde haar een Wajong-uitkering toe te kennen op basis van de conclusie dat zij arbeidsvermogen heeft. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 6 januari 2022 werd de zaak besproken, waarbij de gemachtigde van eiseres en haar ouders aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, inclusief de medische en arbeidskundige beoordelingen die door het UWV zijn uitgevoerd. Eiseres betwistte dat zij in staat was om vier uur per dag te werken en voerde aan dat haar beperkingen door de verzekeringsartsen werden onderschat. De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende gemotiveerd had dat eiseres mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had in de zin van de Wajong. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet standhield en verklaarde het beroep gegrond. Het UWV werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7124 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. F.J. Koningsveld,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 24 oktober 2019 (primaire besluit) heeft het UWV geweigerd aan eiseres een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
In het besluit van 13 mei 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 6 januari 2022. Hierbij waren aanwezig gemachtigde van eiseres, begeleidster van eiseres [naam begeleidster eiseres] en de ouders van eiseres [naam ouder eiseres 1] en [naam ouder eiseres 2] . Namens het UWV is drs. S. Barto verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiseres, geboren op [geboortedatum] , heeft een ontwikkelingsachterstand en leerproblemen.
Zij heeft op 12 februari 2019 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen bij het UWV ingediend.
Bij besluit van 9 april 2019 heeft het UWV aan eiseres een indicatie banenafspraak toegekend. Volgens het UWV heeft eiseres arbeidsvermogen, maar kan zij niet het minimumloon verdienen. Eiseres heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
Met het primaire besluit heeft het UWV geweigerd aan eiseres een Wajonguitkering toe te kennen, omdat zij arbeidsvermogen heeft.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2.
Bestreden besluit
Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Het UWV stelt dat eiseres alleen voor een Wajonguitkering in aanmerking kan komen als zij op haar 18e verjaardag blijvend geen arbeidsvermogen heeft. Met het besluit van 9 april 2020, waarbij een indicatie banenafspraak is verstrekt, is reeds vastgesteld dat eiseres over arbeidsvermogen beschikt. Sindsdien is er geen wijziging opgetreden in de belastbaarheid van eiseres. Niet ontkend wordt dat er bij eiseres sprake is van een medisch beeld met beperkingen. Vanwege deze beperkingen is aan eiseres een indicatie banenafspraak toegekend zodat met die beperkingen rekening kan worden gehouden.
3.
Beroepsgronden
Eiseres stelt dat zij zeer sterke medische beperkingen heeft en moeilijkheden heeft ondervonden bij het volgen van onderwijs. Die beperkingen zijn door de verzekeringsartsen onderschat. Eiseres heeft certificaten alleen met behulp en heel veel inzet van haar ouders en school behaald. Zij kon geen mondeling examen afleggen; dat kon zij alleen schriftelijk. Eiseres is zeer beperkt in haar belastbaarheid en betwist 4 uur per dag te kunnen werken. Zij heeft dan ook geen arbeidsvermogen.
4.
Wettelijk kader
Het toepasselijke wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Medische en arbeidskundige beoordeling door het UWV
Aan het bestreden besluit heeft het UWV rapportages van verzekeringsarts [naam primair verzekeringsarts] van 30 maart en 23 oktober 2019, van verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) [naam verzekeringsarts b&b] van 20 april 2020 en van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] van 5 april 2019 ten grondslag gelegd.
De verzekeringsarts heeft eiseres in het kader van de indicatie banenafspraak gezien op het spreekuur, haar psychisch onderzocht en haar dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft op 30 maart 2019 gerapporteerd dat bij eiseres in het verleden meerdere diagnosen zijn gesteld. Als gevolg hiervan heeft zij klachten en belemmeringen in het functioneren. Eiseres heeft geen therapie en gebruikt geen medicatie. Eiseres is niet meer schoolgaand. Ondanks haar belemmeringen acht eiseres zich in staat passende werkzaamheden te verrichten en wil hierbij graag ondersteuning. Zij is op zoek naar een passende baan waarbij de interesse ligt in dierenverzorging en verkoopwerk. Sinds enkele weken verricht eiseres bij C&A vrijwilligerswerk. Zij helpt klanten en vouwt kleding. Het werk bevalt haar maar kost ook de nodige energie. Op donderdag loopt eiseres stage op een boerderij. Daarnaast heeft zij ervaring als oppas. Volgens de verzekeringsarts passen de klachten en belemmeringen van eiseres bij de eigen onderzoeksbevindingen en de diagnosen. De verzekeringsarts heeft ten aanzien van de activiteiten leren en toepassen van kennis, algemene taken en eisen, tussenmenselijke interacties en relaties (samenwerken) en beroep en werk verschillende beperkingen gesteld. Vanuit preventief oogpunt is volgens de verzekeringsarts bovendien voorlopig een urenbeperking van 20 uur per week aan de orde.
De arbeidsdeskundige heeft gerapporteerd dat de verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiseres beperkingen heeft en dat een urenbeperking van 20 uur per week aan de orde is. Fulltime drempelfuncties zijn daarmee niet mogelijk. Als gevolg daarvan kan eiseres niet het wettelijk minimumloon verdienen. Hierdoor behoort zij tot de doelgroep van de indicatie banenafspraak. Volgens de arbeidsdeskundige gelden er geen specifieke eisen aan de fysieke werkomgeving. Met betrekking tot de sociale werkomgeving geldt dat eiseres moeite heeft met structureren, plannen en organiseren. Daarom is zij aangewezen op werk met duidelijke, goed afgebakende taken en met vaste en bekende werkwijzen. Eiseres heeft meer tijd nodig om zich vaardigheden eigen te maken. Opdrachten moeten concreet, met duidelijke uitleg aangeboden worden, zo mogelijk met herhaling. De taakinhoud moet duidelijk zijn zonder steeds wisselende uitvoeringsomstandigheden, verstoring en onderbreking. Geen deadlines en (onverwachte) productiepieken en geen hoge eisen ten aanzien van rekenvaardigheden. Kritiek maakt haar onzeker. Aansturing dient daarom tactvol en zorgvuldig plaats te vinden. In het werk moet geen sprake zijn van een hoge sociale eis, geen conflicthantering en geen leidinggevende taken. Tot behoud van werk is ze aangewezen op een meer dan reguliere begeleiding/(job)coaching voor goede taakinstructie, tussentijdse aansturing en het kunnen bespreken van wat goed en minder goed gaat. Indien aan de orde kan dan tijdig bijgestuurd worden. Tot behoud van werk is het goed dat ook de omgeving in enige mate op de hoogte is van de belemmeringen van eiseres, zodat zij niet overvraagd wordt en signalen van overbelasting tijdig herkend worden. Eiseres is gebaat bij positief opbouwende feedback.
De verzekeringsarts heeft in zijn rapportage van 23 oktober 2019, na dossierstudie, vermeld dat aan eiseres eerder een indicatie banenafspraak is toegekend. Eiseres heeft klachten waardoor zij belemmeringen in het functioneren heeft. Die werden in maart/april in kaart gebracht waarna arbeidskundig onderzoek volgde. Geconcludeerd werd dat eiseres, ondanks haar beperkingen, arbeidsvermogen heeft en een indicatie banenafspraak werd afgegeven. Bij de aanvraag om een Wajonguitkering zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden ten opzichte van de beoordeling in maart/april. Eiseres verwijst naar een diagnostisch onderzoek van juli 2019, maar de medische gegevens daaruit waren al bekend. In het diagnostisch onderzoek van september 2019 zijn adviezen met betrekking tot de werksetting aangegeven. In dit onderzoek is niet geconcludeerd dat er in het geheel geen arbeidsvermogen is. Deze adviezen zijn in grote lijnen vergelijkbaar met de belastbaarheid die in het kader van de indicatie banenafspraak in maart 2019 werd vastgesteld. Uit de nieuwe gegevens blijkt niet dat de beoordeling in maart 2019 onvolledig of onjuist is. Er is dan ook geen aanleiding om de conclusie dat sprake is van arbeidsvermogen te herzien. Er kan dan ook volgens de verzekeringsarts niet worden geconcludeerd dat er op de 18e verjaardag van eiseres sprake was van duurzaam geen arbeidsvermogen, zoals vereist op grond van de Wajong.
De verzekeringsarts b&b ( [naam verzekeringsarts b&b] ) ziet geen aanleiding om af te wijken van de conclusies van de primaire verzekeringsarts. Het onderzoek van de primaire verzekeringsarts was voldoende zorgvuldig en de conclusies zijn weloverwogen, op basis van voldoende informatie. Er heeft sindsdien geen wijziging in de omstandigheden plaatsgevonden. De verzekeringsarts b&b ontkent niet dat er sprake is van een medisch beeld met beperkingen. Er zijn echter geen nieuwe gezichtspunten naar voren gekomen over de medische situatie van eiseres op de datum in geding die aanleiding geven voor een ander standpunt.
5.
Oordeel van de rechtbank
Ter beoordeling ligt aan de rechtbank voor of het UWV op goede gronden heeft geweigerd aan eiseres een Wajonguitkering toe te kennen.
Het UWV heeft dat geweigerd omdat eiseres arbeidsvermogen heeft. Blijkens het bestreden besluit is – in essentie – vanwege toekenning van een indicatie banenafspraak geconcludeerd dat eiseres arbeidsvermogen heeft.
Om in aanmerking te komen voor een indicatie banenafspraak gelden echter andere criteria dan voor toekenning van een Wajonguitkering. De rechtbank acht met een enkele verwijzing in het bestreden besluit naar de indicatie banenafspraak dan ook onvoldoende gemotiveerd dat eiseres mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in de zin van de Wajong heeft.
Op grond van het Schattingsbesluit heeft een aanvrager mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in de zin van de Wajong als hij:
  • een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
  • basale werknemersvaardigheden heeft;
  • ten minste een uur aaneengesloten kan werken én
  • ten minste vier uur per dag belastbaar is.
Recht op een Wajonguitkering ontstaat eerst wanneer betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Daaronder wordt op grond van artikel 1a:1 van de Wajong verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
In beroep heeft het UWV rapportages van verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] en arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige b&b] overgelegd. Zij hebben daarin alsnog beoordeeld of en geconcludeerd dat eiseres in staat is om een uur aaneengesloten te werken en vier uur per dag belastbaar is, dat eiseres basale werknemersvaardigheden heeft en een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren.
[naam verzekeringsarts b&b] stelt in zijn rapport van 23 december 2021 dat uit de onderzoeken van GGZ Breburg niet blijkt dat eiseres niet een uur aaneengesloten en vier uur per dag belastbaar zou kunnen zijn voor het uitvoeren van een taak in een arbeidsorganisatie. Dit blijkt volgens [naam verzekeringsarts b&b] ook niet uit het functioneren van eiseres, zoals beschreven in de verzekeringsgeneeskundige rapportage van 30 maart 2019. Voorts is in beroep een dagverhaal van eiseres ingebracht waaruit kan worden afgeleid dat zij een uur aaneengesloten en vier uur per dag belastbaar kan zijn. Wel dient de mate van duurbelastbaarheid gepaard te gaan met beperkingen en voorwaarden in arbeid, zoals door de arts op 30 maart 2019 vastgesteld.
Arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige b&b] heeft in haar rapport van 31 december 2021 gesteld dat eiseres over werknemersvaardigheden beschikt en een taak kan verrichten. Eiseres is in staat om instructies van een werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en afspraken met de werkgever na te komen, mits voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden, zoals extra ondersteuning en herhaling. Het is volgens [naam arbeidsdeskundige b&b] mogelijk om binnen een werksetting hieraan te tegemoet te komen. Daarbij heeft eiseres op school laten zien over basale werknemersvaardigheden te beschikken. Ook op school diende zij namelijk instructies te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en afspraken na te komen. Volgens [naam arbeidsdeskundige b&b] kan eiseres de taak van handmatig afwassen (taaknummer 0303) verrichten. Deze taak voldoet aan de eisen waaraan de fysieke en sociale werkomgeving, gelet op de beperkingen van eiseres, dient te voldoen.
De rechtbank stelt vast dat het UWV pas in beroep heeft gesteld en gemotiveerd dat eiseres in staat is om een uur aaneengesloten te werken en vier uur per dag belastbaar is, dat eiseres basale werknemersvaardigheden heeft en een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren. De rechtbank acht de daarvoor gegeven motivering echter niet toereikend. Zij acht in de voornoemde rapportages van 23 en 30 december 2021 onvoldoende onderbouwd dat eiseres een uur aaneengesloten kan werken en vier uur per dag belastbaar is. De enkele verwijzing door verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] naar het rapport van primair verzekeringsarts [naam primair verzekeringsarts] van 30 maart 2019 en het dagverhaal dat in beroep zou zijn ingebracht, acht de rechtbank niet voldoende. Niet duidelijk is welke omstandigheden uit dat rapport dan wel het dagverhaal reden vormen om uit te gaan van de belastbaarheid van een uur aaneengesloten en vier uur per dag. Overigens is de rechtbank niet geheel duidelijk op welk dagverhaal van eiseres - dat in beroep zou zijn overgelegd - [naam verzekeringsarts b&b] doelt. Voor zover dat het Zorgmomentenoverzicht van 3 januari 2021 tot heden betreft, is onduidelijk in hoeverre uit dat overzicht volgt dat eiseres ten tijde in geding een uur per dag aaneengesloten en vier uur per dag belastbaar is. Dat uit de onderzoeken van GGZ Breburg niet blijkt dat eiseres niet een uur aaneengesloten en vier uur belastbaar is, zoals [naam verzekeringsarts b&b] heeft gesteld, betekent niet dat zij dat wél zou zijn. De enkele verwijzing naar deze onderzoeken acht de rechtbank onvoldoende motivering. Op basis daarvan kan niet worden geconcludeerd dat eiseres arbeidsvermogen heeft.
Ter zitting hebben de ouders van eiseres toegelicht dat eiseres pas tot activiteit – ook de meest basale zoals eten en aankleden, maar ook het huishouden – komt met heel veel en voortdurende aansturing, waarbij eiseres veel ‘tikt’ en constant is afgeleid. Eiseres heeft geen begrip van tijd en komt alleen op tijd als haar moeder daarvoor zorgt. Eiseres is in groep 7 van het basisonderwijs gestagneerd, heeft geen onderwijs in groep 7 en 8 gevolgd en geen citotoetsen gemaakt. Ook vervolgonderwijs is niet gelukt. Het traject op de boerderij met paarden gedurende 4 uur per week dat in 2019 is gestart is evenmin gelukt, noch haar werkzaamheden bij C&A. Dat heeft zij maar kort vol gehouden. Eiseres heeft wel een aantal certificaten behaald. Maar dat is alleen gelukt met veel hulp van haar ouders en omdat zij daarvoor thuis kon studeren en op locatie prikkelvrij examen kon doen. Volgens [naam begeleidster eiseres] – begeleidster van eiseres sinds zo’n 2 à 3 jaar, tevens jobcoach en docente speciaal onderwijs – is het voor eiseres niet mogelijk om vier uur per dag te werken, zo heeft zij ter zitting toegelicht.
Gelet hierop kan afgevraagd worden of eiseres over basale werknemersvaardigheden beschikt en voldoet aan de voorwaarden een uur aaneengesloten en vier uur per dag belastbaar kunnen zijn. Het UWV dient dat – zoals reeds overwogen – nader te motiveren. De rechtbank acht daarvoor een (uitgebreid) nader onderzoek door een verzekeringsarts b&b en een arbeidsdeskundige b&b aangewezen, waarbij eiseres in persoon wordt gezien. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat indien het UWV tot de slotsom komt dat er geen arbeidsvermogen is, tevens beoordeeld te worden of dat blijvend het geval is.
6.
Conclusie
De rechtbank komt tot de slotsom dat het bestreden besluit geen standhoudt. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat zij daarvoor onvoldoende gegevens heeft. De uitkomst van deze zaak is namelijk afhankelijk van nader onderzoek. Ook zal de rechtbank niet een bestuurlijke lus toe passen, omdat onzeker is wanneer dit onderzoek dat nodig is om het gebrek te herstellen kan worden afgerond.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het UWV wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 10 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: wettelijk kader

WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN
Artikel 1a:1
1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
4. Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot een periodieke herbeoordeling om vast te stellen of betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
6. De beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld.
SCHATTINGSBESLUIT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSWETTEN
Artikel 1a
1. Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
2. Een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen.
Het UWV heeft in verband met de inwerkingtreding van de Wajong per 1 januari 2015 de methode Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA) ontwikkeld. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft het UWV het ‘Compendium Participatiewet’ vastgesteld. Het Compendium moet worden aangemerkt als een vaste gedragslijn.
WET BANENAFSPRAAK EN QUOTUM ARBEIDSBEPERKTEN
Op 1 mei 2015 is de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in werking getreden. Met deze wet is de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) op onderdelen gewijzigd.
Op grond van artikel 38b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wfsv wordt onder een arbeidsbeperkte, voor zover in deze zaak van belang, verstaan de persoon, niet zijnde de persoon van wie door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat hij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet en:
a. die met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet naar een dienstbetrekking is of wordt toegeleid, en van wie uitsluitend op verzoek van het college van burgemeester en wethouders door het UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, (…).
Op grond van artikel 38d, negende lid, aanhef en onder c, van de Wfsv worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld, in ieder geval met betrekking tot de vaststelling, bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdelen a en e, ten behoeve van de opname van personen in de registratie als bedoeld in het eerste lid.
Deze nadere regels zijn gesteld in het Besluit SUWI.
BESLUIT SUWI
In artikel 3.5, eerste lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat het UWV op verzoek van het college van burgemeester en wethouders of op verzoek van een persoon als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel a of e, van de Wfsv een beoordeling verricht of die persoon in staat is het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, te verdienen.
In artikel 3.5, derde lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat in het kader van de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, door het UWV het arbeidsvermogen van de betrokken persoon wordt beoordeeld.
In artikel 3.5, vierde lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat dit arbeidsvermogen wordt getoetst aan de methodiek van drempelfuncties die het UWV hanteert bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.
In artikel 3.5, vijfde lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat een drempelfunctie een bestaande functie op de Nederlandse arbeidsmarkt is die de ondergrens van de verdiencapaciteit markeert, met een minimale belasting waardoor deze geschikt is voor mensen met beperkingen.
In artikel 3.5, zesde lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat indien uit de analyse, bedoeld in het derde en vierde lid, blijkt dat een persoon geen drempelfunctie of voor een deel één drempelfunctie kan uitvoeren, de persoon niet geacht wordt in staat te zijn het minimumloon te verdienen met dien verstande dat de beperkingen of belemmeringen die deze persoon ondervindt naar verwachting nog ten minste voor 6 maanden na de beoordeling zullen bestaan.
In artikel 3.5, zevende lid, van het Besluit SUWI, is bepaald dat indien uit de analyse, bedoeld in het derde en vierde lid, blijkt dat een persoon één drempelfunctie kan uitvoeren of één drempelfunctie kan uitvoeren met behulp van aanpassingen, de persoon geacht wordt in staat te zijn het minimumloon te verdienen.