ECLI:NL:RBZWB:2022:6146

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
21-015425, 22-001175
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor ondergane inverzekeringstelling en kosten rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 februari 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, die een schadevergoeding vroeg wegens ondergane inverzekeringstelling en kosten van rechtsbijstand. Verzoeker was op 20 maart 2019 vrijgesproken van strafbare feiten en verzocht om een totale vergoeding van € 1.225,26 voor detentie, reiskosten en tolkosten, alsook € 2.672,52 voor rechtsbijstand en een forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor de behandeling van het verzoekschrift. De officier van justitie heeft geen bezwaar gemaakt tegen de verzochte vergoedingen voor detentie, reis- en tolkosten, maar heeft wel gewezen op mogelijke dubbel declaratie van de kosten van rechtsbijstand in verband met een medeverdachte. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de gevraagde vergoedingen in overeenstemming zijn met de LOVS-uitgangspunten en voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft de verzoeken tot vergoeding toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op € 4.317,78. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. S. Zuidhof, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 82/247542-18
rk-nummers: 21-015425 en 22-001175
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 8 oktober 2021, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] te [Geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.A.A. Maat, 4461 HS Goes, Wulfaertstraat 3.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
  • € 2.672,52, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 965,26, voor vergoeding van reis- en tolkosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter te Zeeland-West-Brabant locatie Middelburg van 20 maart 2019 waaruit blijkt dat verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 4 december 2018 in verzekering is gesteld en op 6 december 2018 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 26 januari 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en mr. R.A.A. Maat als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Verzoeker heeft in het verzoekschrift aangevoerd dat hij op 20 maart 2019 is vrijgesproken van de strafbare feiten waarvan hij werd verdacht. De uitspraak is onherroepelijk. Verzoeker vraagt om een vergoeding van € 260,00 wegens twee dagen detentie in een arrestantencel, € 946,18 aan reiskosten voor het bijwonen van de zitting van 20 maart 2019 en € 19,08 aan tolkosten, totaal
€ 1.225,26. Verder vraagt verzoeker om toekenning van een vergoeding van € 2.672,52 voor kosten van rechtsbijstand en om toekenning van de forfaitaire vergoeding ter hoogte van € 680,00 aan kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift in raadkamer.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding wegens inverzekeringstelling op het politiebureau en de verzochte forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift, al dan niet met een mondelinge behandeling daarvan, kunnen worden toegewezen. De officier van justitie heeft geen bezwaar tegen de verzochte vergoeding van reis- en tolkosten. Ten aanzien van de verzochte vergoeding voor kosten van rechtsbijstand heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat in onderhavige zaak en de zaak tegen de medeverdachte van verzoeker sprake is van dubbel declareren van kosten van rechtsbijstand in (vrijwel) gelijke zaken. De officier van justitie verzoekt om bij de vaststelling van de vergoeding daarmee rekening te houden en de vergoeding in beide zaken met elkaar in overeenstemming te brengen.
In raadkamer is namens verzoeker aangevoerd dat geen sprake is van dubbel declareren van kosten. Verzoeker en zijn medeverdachte kennen elkaar en hebben de facturen van de raadsman voldaan.
In raadkamer heeft de officier van justitie kenbaar gemaakt zich wat betreft de kosten van rechtsbijstand te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
twee dagen in verzekeringop het politiebureau doorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 2.672,52is na toelichting in raadkamer in voldoende mate onderbouwd en gespecificeerd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de reis- en tolkosten in verband met het bijwonen van de inhoudelijke behandeling van de zaak, voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reis- en tolkosten ter hoogte van
€ 965,26toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 4.317,78, bestaande uit:
- € 2.672,52 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 965,26 aan reis- en tolkosten en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 4.577,78zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Zeeuwse Advocaten , onder vermelding van “ [verzoeker] rk-nummers: 21-015425 en 22-001175”.
Deze beslissing is op 9 februari 2022 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zuidhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).