In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van Vastgoed Gemert B.V. tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor het transformeren van een kantoorgebouw tot 21 appartementen met buitenruimte in Breda. Op 4 augustus 2020 verleende het college de gevraagde omgevingsvergunning, maar op 4 augustus 2021 werd deze vergunning alsnog geweigerd na bezwaren van derde-partijen. De rechtbank behandelde het beroep op 9 september 2022.
De rechtbank concludeert dat het college redelijkerwijs de omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. De rechtbank oordeelt dat de inhoud van de bezwaren van derde-partijen voldoende is betrokken bij de besluitvorming. Eiseres stelde dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, maar de rechtbank oordeelt dat de argumenten van eiseres niet opwegen tegen de belangen van de derde-partijen. De rechtbank bevestigt dat de verhoogde buitenruimte in strijd is met het bestemmingsplan, omdat deze buiten het bouwvlak is gelegen en de hoogte van de buitenruimte de toegestane maatvoering overschrijdt.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de wijziging van het bouwplan, waarbij de verhoogde buitenruimte zou vervallen, niet kan worden aangemerkt als een wijziging van ondergeschikte aard. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen causaal verband is tussen het onrechtmatig handelen en de door eiseres gestelde schade. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de weigering van de omgevingsvergunning.