ECLI:NL:RBZWB:2022:6133

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4054
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot uitbetaling van WW-uitkering en beoordeling van bezwaar door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de toekenning van een WW-uitkering. Eiseres had op 21 januari 2021 een WW-uitkering en een toeslag aangevraagd, waarbij het UWV op 9 februari 2021 mededeelde dat zij per 9 juni 2020 recht had op een WW-uitkering, maar dat deze over de periode van 9 juni 2020 tot en met 29 juli 2020 niet tot uitbetaling zou komen. Eiseres heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt, waardoor dit besluit in rechte vaststaat. Het UWV heeft op 21 mei 2021 aan eiseres medegedeeld dat zij vanaf 30 juli 2020 recht heeft op (betaling van) een WW-uitkering. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft op 20 oktober 2022 geoordeeld dat het UWV terecht heeft besloten dat de WW-uitkering van eiseres per 30 juli 2020 uitbetaald wordt. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres, waaronder de vordering tot schadevergoeding en wettelijke rente, ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de betaalbaarstelling vanaf 30 juli 2020 en dat het bestreden besluit in rechte standhoudt. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat de beweerde immateriële schade niet onderbouwd is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4054 WW

uitspraak van 20 oktober 2022 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. E. Schijlen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Hengelo), verweerder.

Inleiding

Bij besluit van 21 mei 2021 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres medegedeeld dat zij vanaf 30 juli 2020 recht heeft op (betaling van) een WW-uitkering.
Bij het besluit van 1 september 2021 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 8 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde, [naam tolk] (tolk Bulgaars) en namens het UWV [naam vertegenwoordiger] .

Totstandkoming van de besluiten

Eiseres heeft op 21 januari 2021 een WW-uitkering en een toeslag aangevraagd bij het UWV.
Bij besluit van 9 februari 2021 is aan eiseres medegedeeld dat zij per 9 juni 2020 recht heeft op een WW-uitkering, maar dat deze over de periode van 9 juni 2020 tot en met 29 juli 2020 niet tot uitbetaling komt, omdat geen uitkering wordt betaald over een periode die meer dan 26 weken voor de dag ligt waarop de WW-aanvraag is ingediend. Daarbij is aangegeven dat de WW-uitkering na afloop van iedere kalendermaand wordt uitbetaald als eiseres haar inkomsten van de maand daarvoor heeft doorgegeven middels een Inkomstenopgave (IKO). Tegen dit besluit heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend, waardoor dit besluit in rechte vaststaat.
Bij brief van 3 maart 2021 heeft het UWV eiseres gevraagd om uiterlijk 10 maart 2021 de IKO’s over de periode juni 2020 tot en met januari 2021 op te sturen. Eiseres is erop gewezen dat, wanneer zij niet binnen de gestelde termijn aan dit verzoek voldoet, de betaling van haar WW-uitkering wordt stopgezet.
Op 12 mei 2021 heeft eiseres de IKO’s ingeleverd bij het UWV. Bij het primaire besluit heeft het UWV eiseres gemeld dat zij daarom vanaf 30 juli 2020 recht heeft op (betaling van) een WW-uitkering.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft besloten dat de WW-uitkering van eiseres per 30 juli 2020 uitbetaald wordt. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Eiseres voert aan dat zij een geldige reden had voor de te late indiening van de IKOS’s. Die omstandigheid moet ertoe leiden dat zij over de periode van 1 juni 2020 tot en met 29 juli 2020 alsnog een WW-uitkering krijgt. In ieder geval moet eiseres vanaf 9 juni 2020 een WW-uitkering krijgen. Eiseres verwijst hierbij naar een besluit van het UWV van 25 mei 2021. Tot slot heeft eiseres betaling van wettelijke rente en een vergoeding wegens immateriële schade gevorderd.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Bij besluit van 9 februari 2021 heeft het UWV bepaald dat eiseres recht heeft op een WW-uitkering per 9 juni 2020, maar dat deze uitkering over de periode van 9 juni 2020 tot en met 29 juli 2020 niet tot uitbetaling komt. De gronden die eiseres heeft aangevoerd in de onderhavige procedure, richten zich tegen die beslissing. Eiseres had deze gronden dan ook in een procedure tegen het besluit van 9 februari 2021 moeten aanvoeren. Tegen het besluit van 9 februari 2021 heeft eiseres echter geen bezwaar gemaakt en dit besluit staat daarom in rechte vast.
In deze procedure beoordeelt de rechtbank de beslissing van het UWV over de betaling van de WW-uitkering in de opvolgende periode vanaf 30 juli 2020. De rechtbank constateert dat eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de betaalbaarstelling vanaf 30 juli 2020.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit in rechte standhoudt. Bij deze uitkomst is er geen grond om het UWV te veroordelen tot vergoeding van wettelijke rente of (volledige) proceskosten, zoals door eiseres is verzocht. De beweerde immateriële schade is niet onderbouwd door eiseres zodat het verzoek tot vergoeding hiervan al daarom wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, voorzitter, en mr. S.A.M.L. van de Sande en mr. J.E.C. Vriends, leden, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 20 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.