ECLI:NL:RBZWB:2022:6133
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot uitbetaling van WW-uitkering en beoordeling van bezwaar door UWV
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de toekenning van een WW-uitkering. Eiseres had op 21 januari 2021 een WW-uitkering en een toeslag aangevraagd, waarbij het UWV op 9 februari 2021 mededeelde dat zij per 9 juni 2020 recht had op een WW-uitkering, maar dat deze over de periode van 9 juni 2020 tot en met 29 juli 2020 niet tot uitbetaling zou komen. Eiseres heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt, waardoor dit besluit in rechte vaststaat. Het UWV heeft op 21 mei 2021 aan eiseres medegedeeld dat zij vanaf 30 juli 2020 recht heeft op (betaling van) een WW-uitkering. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft op 20 oktober 2022 geoordeeld dat het UWV terecht heeft besloten dat de WW-uitkering van eiseres per 30 juli 2020 uitbetaald wordt. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres, waaronder de vordering tot schadevergoeding en wettelijke rente, ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de betaalbaarstelling vanaf 30 juli 2020 en dat het bestreden besluit in rechte standhoudt. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat de beweerde immateriële schade niet onderbouwd is.