Op 21 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van valse bankbiljetten. De verdachte, geboren in 1992 en niet ingeschreven in de basisadministratie, werd op 16 december 2017 aangehouden met 15 valse bankbiljetten van € 500,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk deze valse bankbiljetten heeft gehad en vervoerd met de intentie om ze als echt en onvervalst uit te geven. De officieren van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs en mr. E.H. Smale, hebben voldoende bewijs gepresenteerd, waaronder tapgesprekken en de aangetroffen valse biljetten, om de beschuldigingen te onderbouwen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in voorraad hebben van valse bankbiljetten en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 6 weken geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, besloten om een taakstraf van 30 uren op te leggen. De rechtbank heeft ook vervangende hechtenis van 15 dagen opgelegd indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. Brouwer, die niet in de gelegenheid was om te ondertekenen.