ECLI:NL:RBZWB:2022:611

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 21_960
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser na verlaging van WIA-uitkering door UWV

Op 8 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.W.J. Hopmans, en de Raad van bestuur van het UWV. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 22 januari 2021, waarin zijn WIA-uitkering werd verlaagd. Eiser was sinds 2010 arbeidsongeschikt na een auto-ongeluk en had in 2012 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV had zijn uitkering in 2020 verlaagd naar 51,25% arbeidsongeschiktheid, wat eiser betwistte. Tijdens de zitting op 6 januari 2022 werd de medische situatie van eiser besproken, inclusief zijn klachten van hoofdpijn, rugklachten en psychische problemen. De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen voldoende waren onderbouwd. Eiser had aangevoerd dat zijn behandelend arts meer gewicht moest krijgen dan de verzekeringsarts, maar de rechtbank vond dat de expertise van de verzekeringsarts niet onzorgvuldig was. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid had vastgesteld op 51,23% en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/960 WIA

uitspraak van 8 februari 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. J.W.J. Hopmans,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 januari 2021 (bestreden besluit) van het UWV inzake de verlaging van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 6 januari 2022. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.F.C.A.M. Weterings.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is werkzaam geweest als operator bakkerij bij [naam bedrijf 1] voor 46,26 uur per week. Voor dat werk is hij op 21 december 2010 uitgevallen vanwege een auto-ongeval.
Eiser heeft op 10 oktober 2012 een WIA-uitkering aangevraagd. Hierop heeft het UWV bij besluit van 29 november 2012 aan eiser een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend vanaf 13 januari 2013.
Bij besluit van 4 augustus 2014 heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering vanaf 13 oktober 2014 werd omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA.
Eiser heeft middels een wijzigingsformulier op 19 maart 2019 een herbeoordeling van zijn WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV vanwege toegenomen klachten.
Bij besluit van 4 juni 2020 (primair besluit) heeft het UWV aan eiser laten weten dat de mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 9 juni 2020 wordt verlaagd naar 51,25%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Op 5 oktober 2020 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, onder wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid naar 51,23%.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 9 juni 2020 heeft gewijzigd naar 51,23%
.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft eiser gezien op het spreekuur van 8 augustus 2019, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 13 februari 2020 het volgende. Eiser is na een auto-ongeval uitgevallen met hoofdpijn. Een cyste was zichtbaar op hersenscan en werd geopereerd. Post operatief constante hoofdpijn. Na de operatie heeft eiser tot op heden klachten een zijn linkerarm en rechterbeen. Revalidatie was gericht op een betere houding bij het lopen, maar pijngedrag persisteerde. De psychiater heeft een diagnose gesteld en stelde opname voor. De opname heeft zes weken geduurd. Eiser is in behandeling gekomen van GGZ In Balans, waar de diagnoses PTSS en depressieve stoornissen met recidiverende episoden en psychotische kenmerken werden gesteld. Behandelaar boekt met moeite vooruitgang. Bijkomende fysieke problematiek is het Brugada-syndroom, waardoor eiser een ICD-apparaat heeft en niet beroepsmatig mag chauffeuren. Eiser heeft klachten van druk op de borst en moest het afgelopen jaar twee keer met de ambulance naar het ziekenhuis wegens afwijkingen. De orthopeed schrijft dat sprake is van aanhoudende aspecifieke lage rugklachten na een traumatische L1-fractuur. Er werd een psychiatrische expertise aangevraagd. Uit het expertiserapport van psychiater [naam psychiater] van [naam bedrijf 2] van 10 januari 2020 volgt dat de differentiaaldiagnose conversiestoornis werd gesteld. Een groot deel van de beperkingen liggen op het somatische vlak. Voor een belangrijk deel zijn de ervaren beperkingen een uiting van beperkte coping en niet zozeer van een ernstig psychiatrisch ziektebeeld. De behandeling is niet adequaat, nu de geadviseerde behandeling bij een conversiestoornis in de eerste plaats hypnotherapie is.
Aanvankelijk werd een beperkte belastbaarheid richting werk aangegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 7 november 2012. Vervolgens werd volledige arbeidsongeschiktheid aangenomen wegens onder andere opname in een AWBZ-erkende instelling. Bij huidig heronderzoek, inclusief expertise, blijken er voldoende objectieve gegevens te zijn om bij eiser uit te gaan van verminderde functionele mogelijkheden. Er zijn nog behandelopties, ook richting functionele mogelijkheden. Er is geen sprake meer van geen benutbare mogelijkheden; er is geen opname meer in een AWBZ-erkende instelling. Er zijn ook geen medische feiten die wijzen op het ontbreken van psychische of lichamelijke zelfredzaamheid. Eiser heeft geen ernstige aandoening met slechte prognose op korte termijn. De relatie ziekte, beperking en handicap is niet geheel duidelijk. Er is wel voldoende consistentie en plausibiliteit om uit te gaan van voldoende objectieve gegevens en verminderde functionele mogelijkheden. In de FML wordt in voldoende mate rekening gehouden met het geconstateerde beeld enerzijds en de geobjectiveerde medische afwijking anderzijds. Te veel beperkingen aangeven zou ook in het licht van na te streven activering een anti-revaliderend effect hebben. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de FML van 13 februari 2020.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft eiser gesproken op de telefonische hoorzitting van 5 oktober 2020 en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b rapporteert op 5 oktober 2020 het volgende. Niet gebleken is dat de primaire verzekeringsarts een onjuist of onvolledig beeld heeft gehad van de gezondheidstoestand van eiser en de daaruit voor het verrichten van arbeid voortvloeiende medische beperkingen. Eiser kan niet worden gevolgd in zijn claim op geen benutbare mogelijkheden, omdat eiser niet voldoet aan de omstandigheden zoals beschreven in het Schattingsbesluit. Het bezwaar heeft vooral betrekking op de vraag of aan het medisch oordeel van GGZ In Balans of het oordeel van psychiater [naam psychiater] het meeste belang moet worden gehecht. De verzekeringsarts b&b kan zich vinden in de diagnose conversiestoornis, die [naam psychiater] heeft gesteld. Bij eiser spelen namelijk symptomen waarbij de motoriek of het gevoel worden aangedaan en waarbij na grondig medisch onderzoek geen verklaring te vinden is voor de klachten en beperkingen van de lichterarm en rechterbeen. Ook voor de rugklachten is geen duidelijk afwijkend anatomisch substraat te duiden wat de ernst van de subjectieve klachten kan verklaren. De behandelend orthopeed sprak over atypische rugklachten. Ook wordt er in het schrijven van de cardioloog gerept over atypische klachten van druk op de borst. [naam psychiater] geeft hierbij ook de onderhoudende factoren van klachten en gepresenteerd onvermogen aan, namelijk gebrekkige structuur en dag invulling, verlies van werk, financiële problemen, beperkte coping en vermijdende strategieën, lichamelijke klachten en beperkt contact met de kinderen. De diagnose conversie was ook al geopperd door GGZ Breburg. In de diagnose van GGZ In Balans kan de verzekeringsarts b&b zich niet vinden. Dat in het schrijven van 21 december 2017 en 11 september 2019 dezelfde diagnosen (ook in intensiteit) staan, zou betekenen dat de diagnostiek en daarop ingezette behandeling niet goed is, want anders had enige vorm van verbetering van het medisch beeld verwacht mogen worden. De heroverweging in bezwaar geeft geen aanleiding tot wijziging van het primair verzekeringsgeneeskundige oordeel.
4.2
Eiser heeft in beroep tegen het medisch oordeel aangevoerd dat er meer waarde moet worden gehecht aan het medisch oordeel van zijn behandelaar, GGZ In Balans, dan aan het oordeel van psychiater [naam psychiater] . Eiser kan zich niet vinden in de bevindingen van [naam psychiater] dat de diagnoses van GGZ In Balans niet zonder meer zouden kunnen worden gediagnosticeerd, nu die diagnoses door GGZ In Balans werden gesteld na een langdurig, zorgvuldig en grondig onderzoekstraject, terwijl [naam psychiater] oordeel is gebaseerd op dossierstudie en zijn expertise namens [naam bedrijf 2] van 10 januari 2020. Er kan aan die expertise weinig waarde worden toegekend. De test is niet deugdelijk en betrouwbaar, nu eiser veel vragen tijdens de test niet begreep en deze daarom met ‘nee’ heeft beantwoord. Conversiestoornis is een vermoedelijke diagnose, zodat kan worden aangenomen dat deze is gebaseerd op vermoedens en veronderstellingen en dus niet op objectieve medische feiten en gegevens. De verzekeringsarts b&b stelt ten onrechte aan de juistheid van de diagnoses van GGZ In Balans, omdat het, gelet op eisers medische problematiek, zeer wel mogelijk is dat er gedurende de behandeling van 2 jaar nog steeds geen verbetering in het medisch beeld optrad. Verder stelt eiser dat hij aanvullend beperkt is. De verzekeringsarts heeft in de FML ten onrechte geen rekening gehouden met de beperkingen ten aanzien van beperkte knijp-/grijpkracht en hand- en vingergebruik van de linkerhand.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder lichamelijke klachten en psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Gelet op de objectiveerbaarheid van klachten heeft het UWV in de primaire fase een psychiatrische expertise laten verrichten door psychiater [naam psychiater] van [naam bedrijf 2] . In beroep stelt eiser onder meer dat er meer waarde moet worden gehecht aan zijn het oordeel van zijn behandelaar van GGZ In Balans dan aan het oordeel van [naam psychiater] in zijn expertise van
10 januari 2020. Eiser heeft tevens de zorgvuldigheid van de expertise in twijfel getrokken. De rechtbank wenst in dit kader op te merken dat het begrijpelijk is dat eiser uitgaat van de wijze waarop hij zijn klachten beleeft. De klachten van eiser zijn voorstelbaar. Het gaat bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling echter om de beperkingen die een medisch en objectiveerbaar gevolg zijn van ziekte. De subjectieve beleving van eiser is daarbij niet beslissend. Uit het dossier volgt dat er een verschil in inzicht is tussen [naam psychiater] en de behandelaars van GGZ In Balans over eisers klachten. Naar het oordeel van de rechtbank is de expertise van [naam psychiater] echter niet onzorgvuldig geweest. Hierbij acht de rechtbank tevens van belang dat [naam psychiater] arts is op dit specifieke gebied en de behandelaars van GGZ In Balans niet.
De rechtbank overweegt met betrekking tot eisers grond dat hij aanvullend beperkt moet worden geacht als volgt. Eiser heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd. Het is voorstelbaar dat eiser met de door hem in beroep overgelegde informatie een context wilde schetsen van zijn klachten en beperkingen. Die informatie ziet echter op het kader van de WMO en dat verschilt van de Wet WIA. De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Niet gebleken is dat in de FML van 13 februari 2020 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
4.4
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat eiser op ieder moment een herbeoordeling kan aanvragen bij het UWV indien zijn klachten en beperkingen toenemen of afnemen. Dat staat echter los van dit geding.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) Kastelijn van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML – evenals arbeidsdeskundige Oomen – de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: medewerker handsolderen (Sbc-code 267051), modinette (Sbc-code 272043) en wikkelaar transformatoren (Sbc-code 267053).
5.2
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat de arbeidsdeskundige b&b ten onrechte stelt dat een hectische werkplek voor eiser geen problemen zou opleveren. Gelet op de psychische en lichamelijke beperkingen, zal een werkplek met veel herrie en activiteiten voor eiser te veel stress opleveren. Ook heeft eiser aangevoerd dat de arbeidsdeskundige b&b ten onrechte stelt dat bij de productieprocessen geen sprake zou zijn van veel wisselende uitvoeringsomstandigheden, waarbij veel storingen en onderbrekingen zullen voorkomen. Dit is immers inherent aan de uit te voeren werkzaamheden van de geduide functies.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 26 mei 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van
19 januari 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De functies betreffen simpele productiefuncties en de arbeidsdeskundige b&b heeft de bezwaargronden van eiser gemotiveerd weerlegd. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist
.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 51,23%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 9 juni 2020 heeft vastgesteld op 51,23%
.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 8 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
De griffier is niet in de gelegenheid
om deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.