ECLI:NL:RBZWB:2022:6094

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
96/164784-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet met alcohol en drugs

Op 26 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 juni 2021 in Bergen op Zoom een auto bestuurde terwijl hij onder invloed was van alcohol en cocaïne. De verdachte werd beschuldigd van het schenden van verkeersregels, waaronder het rijden onder invloed en het veroorzaken van gevaar op de openbare weg. Tijdens de zitting op 12 oktober 2022 heeft de officier van justitie, mr. C. de Pagter, de beschuldigingen toegelicht, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door raadsvrouw mr. M.A.J. Timmermans-Roelands, haar standpunten naar voren bracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate had geschonden door met een hoge snelheid te rijden, slingerend in te halen en daarbij een politieauto in gevaar te brengen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 19 juni 2021 onder invloed van alcohol (1,84 mg/ml) en cocaïne (55 microgram/liter) reed. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn inspanningen om van zijn verslaving af te komen, en besloot geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op 26 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 96/164784-21
vonnis van de meervoudige kamer van 26 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonadres]
raadsvrouw mr. M.A.J. Timmermans-Roelands, advocaat te Bergen op Zoom

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 oktober 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een personenauto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van alcohol en drugs (feit 2) en dat hij, door in die toestand verschillende verkeersovertredingen te begaan, opzettelijk ernstig gevaar op de openbare weg heeft veroorzaakt (feit 1).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte ter zitting en op de inhoud van het procesdossier, waaronder de bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van feit 1 (artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW)) kan komen. Een aantal gedragingen dat verdachte onder feit 1 wordt verweten, kan niet bewezen worden. Zo kan volgens haar niet bewezen worden dat verdachte tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthield of handelingen verrichtte aan die telefoon, nu die telefoon, ook tijdens het telefoneren met zijn toenmalige echtgenote, in een carkit zat. Ook kan volgens de raadsvrouw niet bewezen worden dat de Huijbergsebaan een weg is met in het midden een doorgetrokken (dubbele) streep.
Daarnaast betwist zij de vaststelling van de verbalisanten dat verdachte met een snelheid van 135 kilometer per uur heeft gereden.
De overige ten laste gelegde gedragingen zijn niet dusdanig ernstig dat levensgevaar te duchten was, zodat vrijspraak dient de volgen van feit 1.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 juni 2021 onder invloed van alcohol en cocaïne een auto heeft bestuurd, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd. De rechtbank baseert het bewijs hiervoor mede op de bekennende verklaring van verdachte ter zitting dat hij alcohol én cocaïne had gebruikt.
Voor wat betreft feit 1 overweegt de rechtbank het volgende.
Het onder 1 ten laste gelegde feit is toegesneden op artikel 5a WVW. De rechtbank moet in dat verband beoordelen of verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De rechtbank zal bij de beoordeling van dit feit kijken naar de bedoeling van de wetgever, zoals die blijkt uit de totstandkomingsgeschiedenis van het genoemde artikel.
a. De verkeersregels
- vrijspraak op onderdelen
Met de verdediging acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft vastgehouden of handelingen heeft verricht met die telefoon. Verdachte heeft verklaard dat hij telefoneerde terwijl de telefoon in de carkit zat en uit het dossier blijkt niet van feiten of omstandigheden die dit weerspreken. Daarnaast acht de rechtbank, gelet op de ter zitting getoonde beelden van Google maps, niet bewezen dat verdachte tijdens het inhalen van andere auto’s een doorgetrokken streep heeft overschreden, nu op die beelden geen doorgetrokken streep op de Huijbergsebaan te zien is. Voor deze gedragingen, die onderdeel uitmaken van de tenlastelegging onder feit 1, zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
-
Bewezenverklaarde gedragingen
De rechtbank acht de volgende ten laste gelegde gedragingen wel bewezen:
-
het éénmaal op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van de Huijbergsebaan terecht komen.
De rechtbank gaat daarbij voor het bewijs uit van de verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] dat dit gebeurde op het moment dat de verbalisanten met hun voertuig de auto van verdachte, die hen tegemoet kwam rijden, naderden en verdachte volgens hun verklaringen met hoge snelheid voor de helft op de weghelft van het voertuig van de verbalisanten reed waarbij voor een frontale botsing werd gevreesd. Hierdoor moest [verbalisant 2] als bestuurder een ruk aan zijn stuur geven om een aanrijding met de auto van verdachte te voorkomen, waarbij het voertuig door die stuurbeweging met twee wielen in de berm (met een rij bomen) terecht kwam.
-
een langere periode/afstand met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid rijden.
De rechtbank gaat daarbij voor het bewijs uit van een ter plaatse geldende toegestane snelheid van maximaal 80 kilometer per uur en de verklaring van verdachte ter zitting dat hij 100 kilometer per uur reed.
-
meermalen met een hoge snelheid slingerend inhaalmanoeuvres verrichten.
De rechtbank gaat daarbij voor het bewijs uit van de verklaringen van beide genoemde verbalisanten dat zij zagen dat verdachte op een slingerende manier tweemaal voertuigen inhaalde. Verbalisant [verbalisant 1] voegde hieraan nog toe dat dat inhalen met een hoge snelheid gebeurde. Deze gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als “gevaarlijk inhalen”.
De vraag is of deze gedragingen van de verdachte zijn aan te merken als het schenden van de verkeersregels, zoals bedoeld in artikel 5a WVW. In dat artikel zijn een twaalftal gedragingen uitdrukkelijk, maar niet limitatief, benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Het tegen de verkeersrichting inrijden, het overschrijden van de vastgestelde maximumsnelheid en het gevaarlijk inhalen worden uitdrukkelijk in het eerste lid van het artikel genoemd.
Het geconstateerde meermalen met een hoge snelheid slingerend inhalen, kan ook worden aangemerkt als het overtreden van verkeersregels van soortgelijk belang als de in artikel 5a WVW uitdrukkelijk genoemde regels, welke regels in de restcategorie onder artikel 5a, eerste lid onder m WVW zijn opgenomen.
De tussenconclusie is dan ook dat de verdachte de hierboven bewezenverklaarde verkeersregels in het kader van WVW heeft geschonden.
b. In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Volgens de wetgever gaat het daarbij bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel, of het schenden van meerdere verkeersregels. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden en overige feiten in ogenschouw worden genomen. Een dergelijke omstandigheid is ook – op grond van artikel 5a, tweede lid, WVW – de mate waarin de verdachte onder invloed verkeerde van een stof die de rijvaardigheid kan verminderen.
Vast staat dat het verweten verkeersgevaarlijk gedrag gebeurde, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid WVW.
Het gaat dan om het gedurende een langere tijd (dat wil zeggen: langer dan een enkel moment) schenden van voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels, terwijl de verdachte zodanig onder invloed was van alcohol dat de in zijn bloed gemeten waarde ruim drie en een half keer (1,84) zo hoog was als de toegestane waarde (0.50). Met name het forse gebruik van alcohol en dat in combinatie met het gebruik van cocaïne acht de rechtbank in dit verband zeer kwalijk.
Nu vaststaat dat sprake is van een aaneenschakeling van gevaarlijke verkeersovertredingen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c. Opzettelijk
Volgens de wetgever moet het opzet van de verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels.
Niet vereist is dat het opzet van verdachte was gericht op het gevolg, namelijk dat door het in ernstige mate schenden van de verkeersregels levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard en het samenstel van de hiervoor al omschreven gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder hij deze gedragingen heeft verricht, kan worden afgeleid dat hij opzet had op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. De rechtbank neemt hierbij ten eerste in aanmerking dat verdachte heeft verklaard dat hij te hard reed omdat hij haast had om thuis te komen. Verder neemt de rechtbank in ogenschouw dat verdachte verkeerde onder invloed van alcohol en cocaïne.
Voor dit laatste geldt dat de verdachte dit opzettelijk heeft gedaan en dat dit de rijvaardigheid negatief beïnvloedt. Door die verminderde rijvaardigheid bestaat een aanmerkelijke kans dat een bestuurder ook andere verkeersregels schendt. De verdachte moet zich hiervan bewust zijn geweest, aangezien dit feiten van algemene bekendheid zijn.
Door tijdens het rijden een telefoongesprek te voeren met zijn toenmalige echtgenote, waarbij ruzie ontstond, zoals verdachte heeft verklaard, terwijl hij te hard reed en onder invloed was van alcohol en drugs, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij ook andere verkeersregels zou schenden, zoals het min of meer van de weg drukken van de politieauto door gedeeltelijk op de weghelft van het tegemoet komend verkeer te rijden en daarnaast het slingerend inhalen van andere auto’s.
De verdachte heeft dus ook opzet – in voorwaardelijk zin – gehad op het in ernstige mate schenden van die verkeersregels.
d. Gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest.
De rechtbank vindt het voorzienbaar dat (levens)gevaarlijke situaties konden ontstaan als gevolg van het rijgedrag van verdachte. Dat zo’n situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan blijkt uit de verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1]
die met hun voertuig de auto van verdachte, die in tegengestelde richting reed, naderden, waarbij verdachte met hoge snelheid voor de helft op de weghelft van het voertuig van de verbalisanten reed. Hierdoor moest [verbalisant 2] als bestuurder een ruk aan zijn stuur geven om een frontale aanrijding met de auto van verdachte te voorkomen, waarbij het voertuig door die stuurbeweging met twee wielen in de berm (met een rij bomen) terecht kwam.
De rechtbank acht dus bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
Conclusie
Nu aan alle delictsbestanddelen van art. 5a WVW is voldaan, zal ook het onder 1 ten laste gelegde bewezen worden verklaard.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 19 juni 2021 te Bergen op Zoom als bestuurder van een voertuig (personenauto kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Huijbergsebaan, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,
- éénmaal gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg terecht te komen en
- een langere periode/afstand met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid te rijden, en
- meermalen met een hoge snelheid slingerend inhaalmanoeuvres te verrichten,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
2
op 19 juni 2021 te Bergen op Zoom een voertuig, te weten een personenauto (kenteken
[kenteken] ), heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof en alcohol, te weten alcohol in combinatie met cocaïne,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed 55 microgram cocaïne per liter en 1,84 milligram alcohol per milliliter bedroeg.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 50 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 9 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een kortere taakstraf dan gevorderd. Ten aanzien van de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Een voorwaardelijke straf acht de raadsvrouw niet nodig, gelet op alles wat verdachte na het gebeuren op 19 juni 2021 heeft gedaan om van zijn verslaving af te komen en om herhaling van dit soort feiten te voorkomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol en een hoeveelheid cocaïne in zijn auto gestapt om naar huis te rijden. Onderweg op de Huijbergsebaan in Bergen op Zoom had hij een telefoongesprek met zijn toenmalige echtgenote. Dit gesprek ontaardde in ruzie. Verdachte heeft toen gedurende die rit over een langere afstand en tijd de maximum toegestane snelheid overschreden met 20 kilometer per uur. Hij had haast om thuis te komen. Hij heeft gedurende die rit een hem tegemoetkomende politieauto half van de weg gereden door deels op de weghelft van die politieauto te rijden en hij heeft slingerend met hoge snelheid auto’s gepasseerd.
De verdachte heeft daardoor de veiligheid van andere verkeersdeelnemers en zichzelf ernstig in gevaar gebracht. Verkeersdeelnemers zijn voor hun veiligheid niet alleen afhankelijk van hun eigen rijgedrag, maar ook van het gedrag van anderen. De verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid van zijn medeweggebruikers onvoldoende in acht genomen. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
In het voordeel van de verdachte wordt meegewogen dat hij direct na het gebeuren op 19 juni 2021 uit eigen beweging hulp heeft gezocht, onder andere bestaande uit een klinische opname in een verslavingskliniek in Zuid-Afrika en vervolgens ambulante behandeling gedurende een aantal maanden. Hij besefte dat hij door zijn verslaving verkeerd gehandeld had en dat het zo niet langer door kon gaan. De aanzienlijke kosten van de ondergane behandelingen heeft hij zelf gedragen. Verdachte is nu al geruime tijd clean en bezoekt nog regelmatig bijeenkomsten van anonieme alcoholisten. Hij heeft zijn leven een positieve draai weten te geven.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Gelet op dit alles acht de rechtbank in verband met de straftoemeting nog het volgende van belang.
Om te bevorderden dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn binnen de rechtspraak oriëntatiepunten voor straftoemeting ontwikkeld. Artikel 5a WVW is pas op 1 januari 2020 in werking getreden. Voor overtreding van dit artikel zijn nog geen landelijke oriëntatiepunten ontwikkeld. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf daarom rekening gehouden met de straffen die sindsdien in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
De rechtbank is op grond van de hiervoor besproken ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid moet worden opgelegd, beide ter hoogte/grootte zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank ziet geen aanleiding om een andere straf op te leggen.
De rechtbank zal verdachte, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, gelet op de nieuwe fase in het leven van verdachte na de door hem ondergane behandelingen tegen zijn verslaving, waardoor het gevaar voor herhaling naar het de rechtbank voorkomt nauwelijks meer aanwezig is.
Samenvattend vindt de rechtbank het passend om verdachte voor de bewezen verklaarde feiten een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen van 50 uur. De rechtbank zal verdachte daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd dat verdachte zijn rijbewijs officieel is kwijt geweest. Het rijbewijs van verdachte is reeds 4 maanden ingehouden geweest. Dat betekent dat verdachte zijn rijbewijs niet opnieuw zal hoeven te missen zolang hij zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
eendaadse samenloop van:
feit 1:overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 50 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
25 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. P. Kooijman en mr. W.H.C. van Eck, rechters, in tegenwoordigheid van E.A.J. de Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 oktober 2022.
Mr. Van Eck is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.